Hélène van Beek & Louis van de Geijn, Krantenpaus. De oorlogen van Louis Frequin (1914-1998)
Uitgeverij Valkhof Pers, Nijmegen, 2017
ISBN: 9789056254896
€24,95
‘Spraakmakend, strijdbaar, oerkatholiek, selfmade vakman, strateeg, Bourgondiër, gewonde ziel.’ Dit is de openingszin van Krantenpaus, een boek over Louis Frequin (1914-1998). Hij was jarenlang hoofdredacteur van De Gelderlander en zette met Willibrord Frequin, voormalig verslaggever van onder andere het KRO-programma Brandpunt, een zoon op de wereld die nog bekender werd dan hijzelf. De auteurs, Hélène van Beek en Louis van de Geijn, die zelf een lange staat van dienst hebben als journalist, maken aan de hand van deze kwalificaties de complexe persoon van Frequin inzichtelijk. De auteurs zijn in hun opzet zeer geslaagd: ze schreven een prachtig boek over een excentrieke katholiek en diens leefwereld.
De Gelderlander
Aan de hand van talloze archiefstukken en interviews met betrokkenen wordt het leven van Frequin uit de doeken gedaan. Als jongen uit een katholiek nest gaat de jonge Louis naar het seminarie om missionaris te worden: een gedegen opleiding waar de ouders met trots over zouden kunnen vertellen. Hij komt er als jongen van 12, maar na ruim 3 jaar stopt hij ermee. De studieresultaten vallen tegen. In de verschillende cv’s die hij later opstelt, houdt hij het op ‘gymnasium’ of ‘gymnasiale studies’ om te verhullen dat hij zijn studie nooit afrondde. Volgens de auteurs kwam hier de geldingsdrang van Frequin, die zo kenmerkend voor hem zou zijn, vandaan: hij wilde de wereld laten zien wat hij, desondanks, in zijn mars had. Als 15-jarige jongen komt hij in 1930 terecht bij De Gelderlander in Arhnem, één van de vier regionale dagbladen met elk een eigen signatuur. Daarnaast bestonden het eveneens katholieke Dagblad van Arnhem, de liberale Arnhemsche Courant en Het Volksblad voor Gelderland, dat een socialistische stempel droeg. In de loop van de jaren doet hij ervaring op in de standplaatsen Arnhem, Nijmegen en Huissen. Hij verslaat lokale gebeurtenissen en mengt zich in allerlei gezelschappen, van arbeiders- tot notabelenkringen. Hij wordt een echte journalist en zal de De Gelderlander blijven dienen tot zijn pensioen in 1977.
De Tweede Wereldoorlog
De inval van de Duitsers op 10 mei 1940 trekt een streep door de rekening. De greep van de bezetter op de pers wordt steeds sterker. De Gelderlander ziet in eerste instantie echter voldoende ruimte om de eigen katholieke identiteit gestalte te blijven geven. Begin 1942 is het echter gedaan: vanaf 16 maart krijgt De Gelderlander onder het mom van papiergebrek een verschijningsverbod opgelegd. In september 1944 wordt het zuiden van Nederland bevrijd en kan het dagblad weer verschijnen vanuit Nijmegen. Ook voor Frequin persoonlijk heeft de oorlog ingrijpende gevolgen. Tijdens de eerste twee oorlogsjaren is hij lid van het Nationaal Front, de fascistische beweging van Arnold Meijer. Maar nadat deze beweging in december 1941 door de Duitsers wordt verboden, rolt Frequin in het verzet. Hij spant zich in voor de verspreiding van illegale katholieke bladen omdat hij fel gekant is tegen de Duitsers en de NSB. In mei 1944 wordt hij echter gepakt en komt hij in kamp Vught terecht. Daar is hij onder meer getuige van de uittocht van een aantal van zijn medegevangen, op weg naar de dood. Hun lot grijpt hem aan. Zijn katholieke geloof sleept hem erdoorheen, maar hij zal nog regelmatig ’s nachts wakker schrikken van dergelijke ervaringen.
Transformatie
Na de oorlog moet er een nieuwe hoofdredacteur van De Gelderlander komen. Dat wordt Frequin. In de eerste decennia is ook onder zijn leiding de loyaliteit van de katholieke pers tegenover de katholieke kerk vanzelfsprekend. Hij pleit te pas en te onpas voor de eenheid van de kerk. De auteurs hebben oog voor de oprechte katholiciteit van Frequin en zijn daarom in staat hem recht te doen als katholieke journalist. Desondanks transformeert De Gelderlander langzaam maar zeker tot een algemeen christelijk medium (op dit moment heeft de krant louter nog een regionaal karakter). Frequin betreurt de afkalving van de katholieke wereld – hij is zelf altijd katholiek gebleven – maar hij is ervan doordrongen dat hij de laatste editie van De Gelderlander meeneemt in zijn graf als de krant niet mee verandert. Zo benoemt hij een prominente niet-katholiek, de schrijver A. den Dolaard, als medewerker en laat hij de katholieke eenheid als ideaal los. Hij denkt primair vanuit zijn krant: die moet opzienbarend nieuws brengen en spraakmakend zijn. Boze bisschoppen neemt hij op de koop toe. Hij had het succes aan zijn zijde: de oplage steeg.
Tot slot
De auteurs plaatsen de hoofdredacteur en diens dagbladonderneming op meesterlijke wijze in de context van de katholieke wereld en het medialandschap. Centraal staan de vele oorlogen van Frequin: de vingerwijzingen van anderen naar zijn lidmaatschap van het fascistische Nationaal Front, zijn herinneringen aan de oorlog en de felle persconflicten die hij niet uit de weg ging. Enkele zijpaden worden te lang gevolgd. Zo hadden de literaire escapades van Frequin en het medische dossier van hem en zijn vrouw aan het eind van hun leven achterwege moeten blijven. Door al deze informatie is er amper ruimte voor de inhoud van de krant – los van een enkel ronkend commentaar van de hoofdredacteur. Dat is een gemiste kans, want wat maakte De Gelderlander, de commentaren daargelaten, nu eigenlijk een katholieke krant? Desondanks is het lezen van Krantenpaus een feest: de lezer betreedt voor even een katholieke (pers)wereld die niet langer bestaat. Zo is geschiedschrijving bedoeld.
Door Christoph van den Belt.
Christoph van den Belt (1991) studeerde Geschiedenis aan de Radboud Universiteit. Tijdens zijn studie hield hij zich voornamelijk bezig met persgeschiedenis, wetenschapsgeschiedenis en religiegeschiedenis in de 19e en 20e eeuw. Sinds november 2016 is hij verbonden aan de Vrije Universiteit en de Christelijke Hogeschool Ede, waar hij werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad in de periode 1960-heden.