Hinke Piersma, Op eigen gezag. Politieverzet in oorlogstijd.
Uitgeverij Querido, Amsterdam, 2019
ISBN: 9789021416830
€21,99
Op eigen gezag: Politieverzet in oorlogstijd (2019) van historica Hinke Piersma is de laatste aanwinst in een lange reeks publicaties die de rol van de politie tijdens de oorlogsjaren onder de loep neemt. Boekkaft en inleiding suggereren een grote misvatting tot nu toe, want: “Meer dan we denken hebben politiemannen en -vrouwen zich verdienstelijk gemaakt in het verzet.” En verzet kan, volgens Piersma, al de intentie tot verzet zijn.
Het politieapparaat was fout
De eerste aanklachten jegens de politie in oorlogstijd werden in de literatuur verwoord door historici Jacques Presser en Lou de Jong: zij schreven al over hoe de Nederlandse politie zich tijdens de oorlogsjaren actief heeft ingezet voor de bezetter. Er is sinds 2015 echter ook een ander geluid hoorbaar. Zo schetsten onderzoekers Guus van Meershoek, Jos Smeets en Tommy van Es in hun boek In de Frontlinie (2015) aan de hand van tien verhalen van “goede” agenten ‘een genuanceerder beeld’ van de politie in oorlogstijd. Op Eigen Gezag lijkt ook aan deze nuance te willen bijdragen.
Anekdotisch bewijs
Gedegen kwantitatief onderzoek naar de hoeveelheid verzet bij de politie is nooit gedaan, aldus Piersma. De herinneringen van oudgedienden en nabestaanden vormen daarom de belangrijkste bron van Op Eigen Gezag. Dit persoonlijke perspectief geeft – meer dan bij andere methodes – een idee van de innerlijke conflicten van de agenten. Veel van hen hadden alles te verliezen in de onzekere oorlogsjaren: een baan, hun familie en hun vrijheid. Zo is er het verhaal van de Groningse Dirk Boonstra en zijn brigade-Grootegast. Boonstra weigerde dienst zodra hij het bevel kreeg acht Joodse dorpsgenoten te arresteren. Tien brigadecollega’s scharen zich achter hem en de politieleiding ziet zich genoodzaakt de groep op te sluiten in Kamp Vught. Boonstra zelf betaalt de hoogste prijs en kwam niet meer thuis.
Piersma haalt ook voorbeelden aan van een ander kaliber. Oorlogsoverlevende Vogeltje Haringman herinnert zich een van de agenten die haar familie kwam arresteren. Hoewel de man zich niet verzette en de arrestatie van haar familie succesvol volbracht, beschrijft Haringman hoe moeilijk hij het er mee had: “verslagen voor zich uitstarend, zijn tranen nauwelijks bedwingend.” Verzet, lijkt Piersma hiermee te betogen, kan al de gedachte, of de intentie van de agent betreffen.
Groepsdruk in het korps
Meer nog dan intenties van verzet, laat Piersma zien hoe de groepsdynamiek binnen de korpsen grootschalig verzet onmogelijk maakte. De agenten die de eerste massa-arrestaties van de Joodse bevolking in september 1942 verrichten, zagen zich gedwongen hun acties te verdedigen tegenover hun collega’s, wat unaniem verzet van het gehele korps de kop indrukte. Utrechts agent Jan Vernooij herinnert zich dat gevoel: “Je was een minderheid, je had alles bedorven en had al die anderen voor Jan met de korte achternaam gezet.” Agenten die zich toch openlijk tegen de orders keerden, werden zo geïsoleerd – want je liet je collega’s het vuile werk opknappen. Na interne druk hielden slechts enkelen vast aan hun principes. Hun lot was onzeker, want de consequenties werden grotesker naarmate de bezetting duurde. Hun verhalen worden met dit boek in herinnering gebracht.
Uniek verzet?
Piersma lijkt echter nog een stap verder te gaan dan het bundelen van persoonlijke verhalen. Tussen de regels pleit Piersma namelijk voor de erkenning van een unieke groep verzetshelden. “Het verzet van politiemensen, onderscheidde zich in die zin van de andere verzetsvormen, waarin het naziregime radicaal werd afgewezen en men niet de schijn van medewerking hoefde op te houden.” Een voorbeeld van zo’n situatie is het verhaal van de Dalfse agent Gerrit Jan Toorn, die fotografeerde voor het verzet, maar ook betrokken was bij de arrestatie van zijn dorpsgenoten. Bijzondere Rechtspleging kon na de oorlog maar moeilijk het een tegen het ander afwegen. De dualiteit van Toorn’s acties is het resultaat van zijn uniform.
Toorns verhaal is schrijnend, net als de andere voorbeelden die Piersma noemt. De hoeveelheid memoires over individuele levens vol foute keuzes is echter beperkt. Dit onderzoek zegt dan ook niet direct iets nieuws over het politieapparaat als geheel, zoals de boekkaft suggereert. Wat Op eigen gezag des te meer biedt is inzicht in een weinig vertolkt perspectief. Piersma illustreert zo hoe het uniform in individuele gevallen zowel een toevoeging als een belemmering voor verzet kon zijn.
Conclusie
Dat het politieapparaat meewerkte met de bezetter was door eerdere onderzoeken al duidelijk en dit boek bewijst niet meteen het tegendeel. Op eigen gezag voegt echter wel een nuance toe aan de beeldvorming: het perspectief van de agenten die zich wel (wilden) verzetten. Net als in andere beroepsgroepen had verzet vanuit het ambt voor- en nadelen. Je uniform gaf je bescherming, maar dwong je ook tot het ophouden van schijn. Collegialiteit binnen het korps had het verzet kunnen voedden, maar dwong in veel gevallen medeplichtigheid af. De individuele verhalen van de agenten zetten aan tot nadenken. Dit persoonlijke perspectief brengt de keuze dichtbij: wat zou jij hebben gedaan?
Door Circe de Bruin
Circe de Bruin studeerde Literatuurwetenschap en Publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zij specialiseerde zich in de representatie van minderheden in (nationale) verhalen. Als onderzoeker van A Cold Case Diary: Anne Frank, verdiepte zij zich in de dossiers van de Nederlanders die na de oorlog vervolgd werden voor collaboratie en verraad.