De Britse auteur en journalist Howard Jacobson (1942-), won in 2010 de ‘Man Booker Prize’ voor zijn boek The Finkler Question. Jacobson is voornamelijk bekend en geroemd om de humor in zijn werk. Met het recentelijk verschenen boek J, is de schrijver echter een nieuwe weg ingeslagen. Dat hij daarin succesvol is, blijkt onder meer uit een nieuwe nominatie voor de ‘Booker Prize’ van dit jaar. Het boek J speelt zich af in het Engelse dorp Port Reuben waar in de toekomst (ergens in de 21ste eeuw) een catastrofe heeft plaatsgevonden – what happened if it happened. Hoewel het onduidelijk blijft wat er precies gebeurd is bij de ramp, is het evident dat de samenleving in het dorp na de gebeurtenis totaal veranderd is. Zo heeft er een collectieve naamsverandering plaatsgevonden – Operation Ishmael, terug te voeren op de openingszin van Herman Melville’s Moby Dick: ‘Call me Ishmael’ – waardoor iedereen een Joodse achternaam gekregen heeft. De namen van de hoofdpersonen, Kevern ‘Coco’ Cohen en Ailinn Solomons, zijn daarom minder betekenisvol dan ze op het eerste gezicht lijken. Met de naamsverandering heeft de auteur zich onmiskenbaar laten inspireren door het beleid van de Rwandese regering na de genocide van 1994 waardoor er tot op heden niet langer van de categorieën Hutu of Tutsi gesproken mag worden. Omdat Moby Dick het favoriete boek van één van de hoofdpersonen is, wordt het meerdere malen aangehaald in J. Het feit dat Moby Dick een klassieke roman is over het verweer tegen verwoesting dat aangericht wordt door het kwaad, – een verwoesting waar alleen Ishmael aan ontkomt – zal ongetwijfeld ten grondslag liggen aan Jacobson’s keuze om juist dit werk uit te lichten.
In J wordt de lezer geconfronteerd met het inktzwarte beeld van een samenleving die na een catastrofe, waarin één specifieke groep beschimpt en vervolgd is, nog steeds niet volledig is hersteld. De eerste helft van het boek wordt voornamelijk gekenmerkt door veel verschillende verhaallijnen die worden onderbroken door flarden uit de tijd waarin ‘het gebeurde’. Dagboeken, briefwisselingen en herinneringen uit verschillende perioden wisselen elkaar af en de beschrijvingen komen in een aantal gevallen sterk overeen met gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tijdens de Tweede Wereldoorlog, specifiek de Jodenvervolging. De referentie aan een ‘Kristallnacht’ is hiervan het meest veelzeggende voorbeeld. Wantrouwen, achterdocht en onbegrip zijn terugkerende elementen uit het dagelijkse leven van de twee hoofdpersonages die al snel in de verhaallijn een liefdesrelatie met elkaar onderhouden en niets weten van hetgeen dat ongeveer twee generaties geleden gebeurd is. Zoals uiteindelijk zal blijken, is de relatie tussen deze twee personages met een specifieke doelstelling geheel door ‘hogere autoriteiten’ georkestreerd.
De opmaak van het boek werkt in verschillende opzichten mee aan de kracht van het verhaal. Zo zijn alle ‘j’ letters met een streep doorgehaald, hetgeen illustratief is voor de stilzwijgende overeenkomst tussen de inwoners van Port Reuben om woorden waarin deze letter voorkomt niet langer te gebruiken (het luisteren naar jazz muziek is bijvoorbeeld verboden). Ook wordt er in hoge mate op ironische wijze gestigmatiseerd. Er wordt een duidelijke scheidingslijn getrokken tussen ‘zij’ en ‘wij’, waarin ‘zij’ te herkennen zijn aan de ‘drooping eyes’, ‘jowly faces, ‘thinning hair’, ‘thick eyeglasses’ en ook door hun geldlust te onderscheiden zijn van de rest van de samenleving: ‘throw a handful of coins in a pool, the person quickest to dive in is the person you’re looking for’.
Waarschuwing
Zonder ook maar een keer (een afgeleide van) het woord ‘Jew’ te gebruiken, gaat het hier duidelijk om een catastrofe vergelijkbaar met de Holocaust, waarin Joden het belangrijkste slachtoffer waren. Hoewel over de vernuft en de intelligentie van het verhaal niet getwist kan worden, rijst de vraag wat Jacobson met dit boek wil zeggen. Zijn angst voor het groeiende antisemitisme heeft hij nooit onder stoelen of banken geschoven en daarmee kunnen we ons afvragen of het uiterst duistere beeld wat hij geschetst heeft in zijn optiek mogelijk realiteit zou kunnen worden. Alhoewel het onjuist is om de inhoud van een fictieve roman één op één op de werkelijkheid toe te passen, is het juist in dit geval een vraag die gesteld moet worden omdat een deel van de kracht van het verhaal terug te voeren is op de herhaaldelijke verwijzingen naar de realiteit van de Holocaust. In een recent interview met The Guardian stelde Jacobson dat het boek een waarschuwing is voor mensen die stellen dat ‘het’ nooit meer zal gebeuren. In dat opzicht kan het boek geplaatst worden in de dystopische traditie van schrijvers als Jevgeni Zamjatin, George Orwell en Aldous Huxley die eveneens toekomstige, donkere tijden schetsen in hun werken. Het grote verschil is echter dat in deze roman ook het verwerken van de traumatische gebeurtenis centraal staat, terwijl voorgaande werken in deze traditie uitsluitend een voorspellend karakter hadden.
In een tijd met groeiende (inter)nationale spanningen en een toename van antisemitische uitlatingen is de angst op een catastrofe vergelijkbaar met de Holocaust begrijpelijk. Echter, was de waarschuwing niet effectiever geweest als Jacobson iets realistischer was gebleven in zijn benadering? De bijna claustrofobisch, verstikkende en droomachtige sfeer die hij schetst door mensen elkaar continue te laten wantrouwen, waarin een overgrote meerderheid de kortzichtige rest bespioneert, waarin de staat het privéleven van individuen in hoge mate beïnvloedt, en waarin de jonge generatie door de oudere totaal in het ongewisse wordt gehouden over hetgeen gebeurd is, zorgen ervoor dat Jacobson er niet altijd even goed in slaagt om het verhaal geloofwaardig over te laten komen. Stilzwijgen van misdaden is geen nieuw fenomeen, maar in de samenleving die Jacobson schetst – waarin de impact van de catastrofe tot in alle delen van de samenleving doorgedrongen is – lijkt dit onhaalbaar. De hoofdpersonen van het verhaal, die niet op de hoogte zijn van what happened, if it happened, worden daarmee ook onwaarschijnlijk naïef. Desondanks is het een indringend en zeer intelligent opgebouwd verhaal dat aanzet tot een reflectie op onze huidige maatschappij. Bovendien laat Jacobson een heel andere, interessante kant van zichzelf zien door de humoristische toon die zijn vorige boeken domineerde, om te zetten in een veel zwartgalliger toekomstbeeld.
‘J’ door Howard Jacobson. The Random House UK (2014). 336 pagina’s, €19,99
Laurien Vastenhout (1991) studeerde Holocaust and Genocide Studies aan de Universiteit van Amsterdam en rond momenteel haar Onderzoeksmaster Geschiedenis aan dezelfde Universiteit af. Voor de eerstgenoemde Master schreef ze, aan de hand van interviews uit de USC Shoah Foundation collectie, over de toekomstperspectieven van Joodse overlevenden van de Holocaust tijdens de oorlog. Momenteel houdt zij zich bezig met de geschiedschrijving rondom het verzet. Tevens is zij als onderzoekster verbonden aan het NIOD en Stichting 4 en 5 mei, en werkt zij aan een voorstel voor een promotiebeurs.