Vochtige hitte en dodelijke epidemieën maakten het leven in West-Indië niet gemakkelijk voor de negentienjarige koopmanszoon Pieter Groen. Hij vertrok in 1792 naar de Nederlandse kolonie ten westen van Suriname, op weg naar de koffieplantages van zijn familie. De tocht werd echter alles behalve een zakelijke reis richting de plantages, maar een jongensachtig avontuur waarin hij de binnenlanden introk, de gewoonten en gebruiken van de Indianen leerde, joeg met de gouverneur en hete nachten beleefde met verschillende vrouwen. Kortom een reis om nooit te vergeten.
De auteur, Jacco Hogeweg, moet zich gevoeld hebben als een winnaar van de jackpot toen hij de zeven dagboekjes met reisverslagen van Pieter Groen in handen kreeg. Dit bronnenmateriaal, afkomstig uit het Nationaal Archief, geeft een uniek kijkje in het leven van de kooplieden en plantagehouders die in de achttiende eeuw richting West-Indië trokken. Via het Journaal, zoals Pieter Groen zijn dagboeken noemt, ‘kruip je ongekend dicht op de huid van de achttiende-eeuwse reiziger.’[1] Volgens Hogeweg zie, hoor, en voel je met Pieter Groen mee.
Dit lijkt echter een te enthousiaste reactie op de dagboeken van de jonge koopmanszoon. De journaals lezen namelijk niet echt makkelijk weg. Hogeweg vertaalde het verslag van Pieter Groen wel naar modern Nederlands, maar hij heeft de schrijfstijl van Groen in tact gelaten. Ik weet niet of dat zo’n goede keuze is geweest. Groen was duidelijk geen getalenteerd schrijver, hij beschrijft zijn belevenissen zonder echt gevoel te tonen en laat de smeuïge details achterwege. Wat overblijft is een verslag op uiterst zakelijke toon. Over een van zijn seksuele escapades zegt hij bijvoorbeeld:
De vierde en vijfde waren twee zussen die er alle twee mooi uitzagen. Na vier dagen moeite te hebben gedaan, slaagde ik. Bij de ene slaagde ik met veel moeite. De ander kreeg ik zo ver dat ze jaloers werd en me volledig haar schoonheid gaf, zodat ik een volledige overwinning behaalde.[2]
De analyses van Hogeweg, voorafgaand aan de dagboeken en daarna, laten het verhaal van Groen echter wel sprankelen. Pas door de beschrijvingen en achtergrondinformatie die de auteur geeft komt het verhaal voor je ogen tot leven, en krijgt Pieters verslag de jeu die het verdient. Ik snap niet dat Hogeweg deze analytische vorm niet in het hele boek gehanteerd heeft. Waarschijnlijk heeft hij hiervoor gekozen om het originele verhaal zoveel mogelijk in tact te laten. Hij had dit echter ook kunnen doen door enkele (lange) passages direct over te nemen uit Groen’s dagboeken en deze gelijk van een analyse en een historisch kader te voorzien.
De valkuil van Hogeweg is geweest dat hij het materiaal zelf waarschijnlijk zo speciaal vond, dat hij niet meer zag dat het in de originele vorm niet overkomt op de alledaagse lezer van het boek. Hogeweg belooft in de analyse dat Groen in het Apart Journal ‘met veel bravoure’ uit de doeken zou doen welke nachtelijke avontuurtjes hij beleefde en hoe hij al dit vrouwelijk schoon verleid heeft. Helaas kan de droge tekst uit het Journaal die verwachtingen niet waarmaken, en dat is jammer. Aan de andere kant is het Apart Journaal natuurlijk wel een uniek archief, het feit dat deze jonge man zoveel vrouwen versierde en dat hij zo ongeveer een wandelende hormoonbom was, is schokkend als je het in de tijd plaatst. Het zou goed geweest zijn als Hogeweg gelijk bij het dagboekfragment de analyse had gemaakt, waarin hij de lezer eraan herinnert dat het hier gaat om de uiterst preutse achttiende eeuw. Op deze manier komt de boodschap sterker over, en komt het bronnenmateriaal beter tot zijn recht.
Toch wil ik niet met kritiek eindigen, daar is dit boek te interessant voor. Hogeweg heeft namelijk wel heel mooi de tijdsgeest van de achttiende eeuw gefixeerd. Groen komt bijvoorbeeld over als een nette jongen maar tegelijkertijd schrijft hij zonder emotie over de gebeurtenis waarin hij zijn slavin met 250 zweepslagen het huis uit jaagt. Iets dat voor die tijd blijkbaar heel gewoon was. Dit bijzondere boek geeft ons een exclusief kijkje in het verre verleden, en door de persoonlijke belevenissen van Pieter lijkt het alsof je ‘direct contact’ hebt met de geschiedenis. Een Donjuan in de West biedt ons de kans om dit verre verleden van dichtbij mee te maken.
[1] Groen p11. [2] P128Jacco Hogeweg, Een donjuan in de West. Het reisverslag (1792-1794) van koopmanszoon Pieter Groen (Amsterdam 2013)
Jacqueline Reeuwijk (1988) is momenteel bezig met een Master Geschiedenis aan de Universiteit Leiden (specialisatie Political Culture and National Identities). Zij richt zich vooral op de ontwikkeling van de Britse nationale identiteit in de negentiende eeuw, maar deed in haar Bachelor scriptie ook onderzoek naar nationalisme tijdens grote sportevenementen. Naast studeren sport zij fanatiek en is zij zeker drie keer per week terug te vinden op de squashbaan.