De Nederlandse vluchtelingengeschiedenis is er één van individuen en niet van aantallen
door Joyce van Os
Op 9 oktober 2016 vond in het Nationaal Archief in Den Haag de eerste Jan Kompagnie-lezing plaats. Deze lezing, vernoemd naar de archivaris Jan Kompagnie (1947-2011), werd gegeven door Elias van der Plicht (1983). Na bachelors in geschiedenis, politicologie, Italiaanse taal en cultuur en een researchmaster, leerde deze jonge historicus Kompagnie in het Nationaal Archief kennen. Bovendien werkte hij onder redactie van Kompagnie en Ad van Liempt mee aan het boek “Jodenjacht”. Door deze samenwerking en zijn verdieping in de Nederlandse vluchtelingengeschiedenis is Van der Plicht de aangewezen persoon om de eerste Jan Kompagnie-lezing te verzorgen.
Na een openingswoord door Van Liempt over het werk van Jan Kompagnie en het belang van geschiedenis met het oog op de actualiteit, zet Van der Plicht helder en uitvoerig uiteen hoe de Nederlandse vluchtelingengeschiedenis zich sinds de zestiende eeuw heeft ontwikkeld. Dankzij het archief heeft Van der Plicht ongeveer honderd groepen van naar Nederland vluchtende mensen en het vluchtelingenbeleid in kaart weten te brengen. Met behulp van afwisselende, uitstekend geselecteerde bronnen en verhalen uit het archief neemt hij het publiek mee van de Franse Hugenoten in de zestiende eeuw naar de vluchtelingen van vandaag. Om het belang van het (in stand houden van het) archief te ondersteunen, illustreert hij de levens van vijf verschillende vluchtelingen aan de hand van geschreven bronnen, prenten en historisch beeldmateriaal. Verschillende redenen om naar Nederland te vluchten en het lot van de vluchtelingen komen zo in een chronologisch overzicht aan bod.
Alle vijf verhalen die Van der Plicht schetst, vertellen hoe het Nederlandse vluchtelingenbeleid wordt gevoerd en veranderd. Zo vluchtte de Franse Hugenoot Isaac Le Maire, vanwege zijn geloof, aan het eind van de zestiende eeuw vanuit Antwerpen naar de Nederlanden en werd verschrikkelijk rijk. Hij verbond zijn naam als kapitalist en handelaar aan de VOC, maar zijn frauduleuze manier van handeldrijven, zorgde ervoor dat hij zijn naam en geld verliest. Wegens zijn geloof kwam hij naar de Nederlanden, maar vanwege fraude werd hem verboden aan het protestantse avondmaal deel te nemen. Le Maires verhaal laat zien, dat de Nederlanden protestantse handelaren verwelkomden, omdat hiermee de Nederlanden de leidende speler in de wereldeconomie werden. Geloof, de grenzen open voor (rijke) vluchtelingen en voldoende bronnen zijn in dit verhaal sleutelwoorden.
Daar tegenover staat het verhaal van de Duitse Karl Hans Teufel. Hij vluchtte, nadat Duitsland te maken kreeg met de Grote Depressie en de opkomst van Hitler in de jaren dertig. Mensen met psychologische problemen waren een gevaar voor het Arische volk en het Derde Rijk. Een maatregel daartegen was sterilisatie. Teufel vluchtte uit angst voor de sterilisatie naar Nederland en waar bleek dat, mede door de toestroom van Belgen tijdens de Eerste Wereldoorlog, het vluchtelingenbeleid was aangescherpt: Teufel werd uitgezet, om zelf naar het “neutrale” Saarland te reizen. Saarland sloot zich echter bij Duitsland aan. Door gebrekkige documentatie in het archief die zekerheid geven, is het lot van Teufel is onbekend. Er is in enkele documenten echter wel een Karl Teufel gevonden, die naar Saarland is gereisd en later gedeporteerd werd. Dit verhaal is in scherp contract met dat van de Antwerpenaar Le Maire.
Als historicus is Van der Plicht een boodschapper van het archief is en maakt daar tijdens zijn lezing gebruik van. De bronnen zijn echter zelf niet het belangrijkst, die plek is er, geheel terecht, voor het verhaal van de gevluchte mens. “Het gaat in de vluchtelingengeschiedenis niet om de aantallen, maar de individuen.” Van der Plicht heeft daarom Juan Heinsohn Huana uitgenodigd, een uit het Chili van Pinochet gevluchte man. Inmiddels woont Heinsohn Huana al veertig jaar in Nederland en zet zich in voor integratie van Chilenen. Zijn verhaal gaat over de reis naar Nederland, de integratie en de teleurstelling van zijn ouders als zij terugkeren naar Chili. Door de dictatuur te ontvluchten, verloren zij hun civiele rechten.
Het archief is om allerlei redenen niet compleet en wordt constant aangevuld met nieuwe documenten. Om de ontwikkeling van de vluchtelingengeschiedenis te kunnen blijven volgen, moeten volgens Van der Plicht de verhalen van nu opgetekend worden. Wij, historici, moeten dus met het archief het verleden en het heden aan elkaar verbinden. Zo is het oral history-project Ongekend Bijzonder opgezet, met als doel de verhalen van vluchtelingen van vandaag te archiveren. Een project dat naar mijn mening alleen maar toe te juichen is, want onbekend maakt onbemind. En net zoals er lang niet in elke Hongaarse vluchteling in 1956 een Russische spion huisde, zo zijn ook niet alle Syrische vluchtelingen in 2015 en 2016 terroristen.
Joyce van Os heeft in 2011 de master Cultuurgeschiedenis en in 2012 de master Leraar Geschiedenis en Staatsinrichting aan de Universiteit Utrecht afgerond. Zij is afgestudeerd op narrativisme in community museums en Molukse geschiedenis, en op intercultureel onderwijs, en historische films in het geschiedenisonderwijs. Sinds 2012 geeft zij geschiedenis en Duits op een middelbare school.