Toen kunsthistorica Judith Noorman begon met een nieuw vak aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), werd de centrale opdracht voor haar studenten “cherchez la femme!” (“zoek de vrouw!”) – afgeleid van het bekende citaat uit het boek Les Mohicans de Paris van Alexandre Dumas (1802-1870). In enkele weken tijd schreven 34 aanstormende kunsthistorici onder begeleiding van Noorman en hoogleraar kunstgeschiedenis Frans Grijzenhout een bundel over vrouwen die op de één of andere manier een rol hebben gespeeld in de Nederlandse kunstwereld van de 17de en 18de eeuw. Nog menig conservatief (kunst)historicus is van mening dat vrouwen de aandacht van academisch onderzoek niet waardig zijn. Gouden Vrouwen van de 17de eeuw: van kunstenaars tot verzamelaars toont maar weer aan dat hun geschiedenissen juist nieuwe perspectieven bieden op het verleden.
‘We schrijven een boek’
De uitgave van Gouden Vrouwen was onderdeel van het vak ‘We schrijven een boek’, dat Judith Noorman aan de UvA onderwees tussen september en oktober 2019. In ruil voor de ervaring die haar studenten in het publiceren hebben ontvangen, krijgt een breed publiek een boek waarin 34 kunstvrouwen zijn samengebracht. In de inleiding schrijft Judith Noorman dat de essays moeten vertellen wat de algemene verwachtingen waren van vrouwen, welke rollen zij speelden in de verschillende lagen van de Nederlandse kunstwereld en waarom deze nog zo onderbelicht zijn.
Deze doelstellingen worden goed nagekomen door de jonge schrijvers. Hun stukken bieden samen meer kennis over de Nederlandse samenleving en kunstwereld in de 17de en 18de eeuw in het algemeen en over de rol van vrouwen daarin in het bijzonder. Het zijn korte, doch zeer complete biografieën, waarin hun levens, achtergronden en de heersende gendernormen worden behandeld– en in welke mate zij deze wisten te doorbreken (of juist niet). De vrouwen worden daarmee stuk voor stuk duidelijk in hun historische context geplaatst. Daardoor ontstaat er een levendig beeld van de sociale geschiedenis van de Nederlandse 17de en 18de eeuw. En door de belichting van de doorgaans in nevelen gehulde realiteit van vrouwen, worden er zeker gaten in de kennis van de meer ervaren lezers opgevuld.
Gouden Vrouwen
Bovenal maken de biografieën duidelijk op welke verschillende en zeer intrigerende manieren deze Gouden Vrouwen werkzaam waren in de kunstwereld of op welke onverwachte wijze zij hun bijdrage hebben geleverd aan de kunstgeschiedenis. Barber Jacobs (1549-1627) bijvoorbeeld was uitdraagster, een handelaar in tweedehands meubels en kunst, artikelen die de lagere klassen niet zelf konden laten vervaardigen. Het was een vak dat veel vrouwen bedreven, maar waar veel lezers ongetwijfeld niks over afweten. Clara Abba (1631-1671) en Adriana van Bredenhoff (1606-1666) waren regentes van liefdadigheidsinstellingen. Dit waren de enige bestuursfuncties die vrouwen mochten uitvoeren. Maar door hun werk waren ze dan wel weer in de uitzonderlijke positie om aan de vooraanstaande (mannelijke) kunstschilders van hun tijd opdracht te geven om imposante portretten te schilderen. En vrouwen als Gesina ter Borch (1631-1690) en Geertruida Roghman (1625-1651/7) maakten zelf persoonlijke kunstwerken van alledaagse situaties en gebeurtenissen. Deze werken zijn niet bekend bij een breed publiek, terwijl het prachtige kunstobjecten en waardevolle historische bronnen zijn.
De Gouden Vrouwen kwamen ook uit verschillende klassen. Zo zijn er sterke contrasten te bemerken tussen een professionele schilderes als Judith Leyster (1609-1660), die afkomstig was uit een ambachtsfamilie, en een adellijke vrouw als Louise Hollandine van de Palts (1622-1709), die door haar rang van haar hobby niet haar beroep kon maken. Ook worden relatief onbekende vrouwen, zoals Adriana van Heusden (1622/3-1673) en Maria van Thilt (1672-1728) afgewisseld met beroemdheden als Anna Maria van Schurman (1607-1678) en Hendrickje Stoffels (1626-1663). De stukken over de bekendere vrouwen zijn echter even interessant als die over de minder bekende, door de interessante invalshoeken en onderzoeksvragen van de schrijvers.
Alleen de vraag waarom de rol van de vrouwen zo onderbelicht is in kunsthistorisch onderzoek, wordt wat subtieler beantwoord dan de andere centrale onderzoeksvragen. Maar de redenen, die variëren van beperkte mogelijkheden voor vrouwen in het algemeen tot miniem bronmateriaal in sommige specifieke gevallen, worden door de meeste studenten wel kort aangekaart. Daarnaast is de ene biografie beter geschreven dan andere. Zo leest het essay over Rachel Ruysch (1664-1750) makkelijk door een fijne schrijfstijl en overzichtelijkheid. En het stuk over Maria Thins (1593-1680) springt eruit door de ingenieuze verbinding van haar leven met een schilderij van haar schoonzoon, Johannes Vermeer. Aan de andere kant bekoren de biografieën van Johanna Koerten (1650-1715) en Baartje Martens (1596-1678) wat minder, door spel- en stijlfouten, onoverzichtelijkheid en herhalingen.
Waardevol eindproduct
Deze punten van kritiek zijn echter ook herinneringen aan het feit dat de jonge schrijvers tijdens het vak van Noorman een intensief leerproces doormaakten, een proces dat overkomt als een uiterst waardevolle ervaring voor alle betrokken partijen, met een even waardevol eindproduct: een monografie met veelzijdige verhalen over vrouwen uit de 17de eeuw, dat lekker leest en tegelijkertijd ontzettend informatief is voor iedereen.
Door Jasmijn Groot.
Steun Jonge Historici, bestel dit boek via Athenaeum Boekhandel
Lees hier meer over ons affiliate partnerprogramma
Judith Noorman en Frans Grijzenhout (red.), Gouden Vrouwen van de 17de eeuw. Van kunstenaars tot verzamelaars.
Uitgeverij WBooks, 2020. 128 pagina’s.
ISBN: 9789462584037
€24,95
Jasmijn Groot (@jasmijnschrijftgeschiedenis) heeft Geschiedenis en Oudheidkunde gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. Ze specialiseert zich in Gender Studies en vrouwengeschiedenis. Tijdens haar studie was ze onder andere redactrice voor Skript Historisch Tijdschrift en CODEX Historiae. Momenteel woont en werkt ze in Griekenland.