Julie-Marthe Cohen en Bart Wallet (red.), Joden en het Huis van Oranje. Vier eeuwen geschiedenis, kunst en cultuur.
WalburgPers, Zutphen, 2018.
ISBN: 9789462492615
€29,95
5 jaar koningschap – 3,5 eeuw verbondenheid
Op 17 april 2018 opende koning Willem Alexander de tentoonstelling Joden en het Huis van Oranje: 400 bewogen jaren. Naar aanleiding van het vijfjarig koningschap van Willem Alexander besloot het Joods Historisch Museum tot deze expositie, waarin de relatie tussen de joodse gemeenschap en het Huis van Oranje van de zeventiende eeuw tot heden wordt verbeeld. Hoewel de tentoonstelling niet meer te zien is, kunnen we ons nog wel in deze relatie verdiepen, dankzij het bijbehorende boek Joden en het huis van Oranje. Vier eeuwen geschiedenis, kunst en cultuur. Dit rijk-geïllustreerde boek verscheen onder redactie van de conservator van de tentoonstelling, Julie-Marthe Cohen, en de in de Nederlands-Joodse geschiedenis gespecialiseerde historicus Bart Wallet. Daarnaast bevat het boek bijdragen van Vivian B. Mann, Tirtsah Levie Bernfeld, Wim Klooser, Adrie Offenberg en Paulien Post.
Een unieke relatie
De relatie tussen de joden en de Oranjes dateert vanaf de zeventiende eeuw, toen de Portugese en Hoogduitse joden naar de Republiek kwamen. De Republiek – en de daarmee verbonden Oranjes – stond voor de joden garant voor vrijheid, tolerantie en bescherming. De ‘hofjoden’ speelden in deze periode een belangrijke rol in de relatie met de Oranjes: zij financierden oorlogen en traden door hun uitgebreide netwerk en talenkennis op als diplomaat. Terwijl de positie van hofjoden elders in Europa kwetsbaar was: als de schulden van de vorst hoog opliepen moesten zij voor hun leven vrezen (als de financier dood was, hoefde de vorst zijn schulden niet terug te betalen), kenden de hofjoden in de Nederlanden deze dreiging niet. Uniek in Europa was ook de gewoonte van de Oranjes om minimaal een keer tijdens hun regeerperiode een synagoge te bezoeken, dit was bij andere vorstenhuizen hoogst ongebruikelijk.
Tegelijkertijd relativeert Wallet de verbondenheid tussen joden en Oranje, beiden traden pragmatisch op. Zo traden de joden niet alleen als financier en diplomaat op voor de Oranjes, maar tevens voor de leden van de Staten-Generaal. Ze voegden zich zonder problemen naar de heersende politieke factie. De Oranjes namen een even ambivalente houding aan ten opzichte van de joden: enerzijds hadden zij nauwe relaties met Portugese hofjoden en stonden zij Asjkenazische joden toe om zich in bepaalde plaatsen te vestigen, anderzijds ondersteunden zij op bepaalde plaatsen het beleid om de joden daar te weren.
Dit veranderde aan het einde van de achttiende eeuw toen het patriottisme opkwam. Hoewel zich onder de patriotten ook joden bevonden, toonde de meerderheid van de joodse gemeenschap zich uitgesproken orangistisch. Met de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden, onder de Oranjes, en de opkomst van het nationalisme nam de verknochtheid onder joden aan het Huis van Oranje toe. In portretten, persoonlijke cadeaus en dankgebeden werd de liefde voor het Oranjehuis verbeeld. Door de opkomst van het socialisme, dat onder joden grote aanhang kreeg en anti-koningshuis was, raakte de joodse gemeenschap verdeeld met betrekking tot haar oranjegezindheid. De dreiging van het Nazisme en het daarmee verbonden antisemitisme in Duitsland dreef de joodse gemeenschap weer dichter naar de Oranjes toe.
Een gespannen relatie
Tijdens, maar vooral na de oorlog kwam er een breuk in de voordien goede relatie tussen de joden en de Oranjes. Het hoofdstuk over de geschiedenis van de joden in Nederland besteed relatief veel aandacht aan deze periode. Er wordt uitgebreid ingegaan op de discussie die onder historici gevoerd wordt over de houding van Wilhelmina ten opzichte van de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zowel critici, waaronder Nanda van der Zee, als historici die positiever oordeelden, zoals Loe de Jong, worden aangehaald. Wallet laat een oordeel weliswaar in het midden, maar wel stelt hij dat er van Wilhelmina geen antisemitisme bekend was en dat het tijdens de oorlog nauwelijks opviel dat Wilhelmina weinig over joden sprak. Dit werd pas na de oorlog ‘ontdekt’ en bekritiseert. Wallet verklaart de geringe aandacht van Wilhelmina voor de Jodenvervolging vanuit de gedachte dat er voor Wilhelmina slechts ‘Nederlanders’ bestonden en zij daarin geen onderscheid wilde aanbrengen.
Het is de vraag of deze verklaring afdoende is. Katja Happe stelt in haar recent verschenen boek (Veel valse hoop, 2018) bijvoorbeeld dat Wilhelmina ook nauwelijks geneigd was tot het ondersteunen van hulporganisaties en politieke acties die gericht waren op de hulp aan joden. Terwijl in de joodse oorlogsdagboeken vaak nog een grote loyaliteit aan Oranje te zien is, slaat ook dit na de oorlog om, vanwege Wilhelmina’s geringe aandacht voor de Jodenvervolging. Haar troonopvolgers hebben bewust ingezet op een herstel van de relatie met de joodse gemeenschap. Dit komt zowel tot uiting in de bezoeken aan joodse gemeenschappen in Nederland en de overzeese gebiedsdelen, als in de bezoeken van de Oranjes aan Israël.
De relatie verbeeld
Afgezien van het artikel over de geschiedenis van de relatie tussen de joden en het Huis van Oranje is het boek voornamelijk gericht op de verbeelding van deze relatie. Het boek bevat zeer veel beeldmateriaal, onder andere van documenten, foto’s, schilderijen, prenten, liturgieën, gebruiksvoorwerpen en aandenken aan speciale gelegenheden, waarin de band tussen de joden en het Huis van Oranje verbeeld wordt. Twee artikelen over cultuuruitingen en kunst en twintig ‘inkijkjes’ geven een achtergrond bij de vele beelden. Joden en het Huis van Oranje is hierdoor niet alleen een zeer informatief boek over de relatie van de Joden en het Huis van Oranje, maar ook over de joodse cultuuruitingen. Hoewel de tentoonstelling inmiddels voorbij is, krijgen wij door middel van het boek een blijvende indruk van de joodse gemeenschap in Nederland door de eeuwen heen.
Door Marleen van den Berg.
Marleen van den Berg rondde recent de research master Colonial and Global History aan de Universiteit Leiden af. Tijdens haar studie specialiseerde zij zich in de contemporaine geschiedenis van Nederland en Nederlands-Indië. Sinds april 2018 is zij als promovendus verbonden aan het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek richt zich op de Jodenvervolging in Rotterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog en het rechtsherstel na de oorlog.