Recensie: Katja Happe – Veel valse hoop

Katja Happe, Veel valse hoop. De Jodenvervolging in Nederland 1940-1945.
Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2018
ISBN: 9789045035888
€39,99

 

 

“Dit overzichtswerk zal de komende tientallen jaren het standaardwerk over de vervolging van de Nederlandse Joden blijken te zijn.” Zo wordt het boek Veel valse hoop van de Duitse historica Katja Happe door de uitgever aangeprezen. Met Veel valse hoop voegt zij een overzichtswerk toe aan de standaardwerken van Abel Herzberg, Jacques Presser en Lou de Jong, die respectievelijk in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw verschenen. De kracht van Happe ligt erin dat ze in haar boek de hedendaagse inzichten met betrekking tot de Jodenvervolging verwerkt heeft, positie inneemt in het historiografische debat en dat ze de Jodenvervolging in Nederland in een internationale context plaatst.

Een internationaal vraagstuk

De Jodenvervolging in Nederland speelde zich uiteraard niet af in een geïsoleerde context. In Veel valse hoop betoogt Happe dat er tussen de betrokkenen bij de Jodenvervolging in Berlijn, Nederland en de overige bezette gebieden in Europa nauwe betrekkingen bestonden. De gebeurtenissen elders in Europa hadden directe invloed op de Jodenvervolging in Nederland. Zo besloten de nazi’s na het vastlopen van hun opmars in het oosten – waardoor deportatie van de Joden naar de Sovjet-Unie niet meer mogelijk was –  om kampen in te richten waarin de Joden vermoord konden worden. Toen de Judenreferent van Frankrijk in juni 1942 had aangegeven dat hij het vastgestelde aantal van 100.000 Joden niet binnen de gestelde tijd kon deporteren, had dit directe gevolgen voor Nederland. Het Franse quota werd verlaagd naar 40.000, het Nederlandse aantal werd meer dan verdubbeld, in plaats van 15.000 zouden er 40.000 mensen gedeporteerd worden.

De Nederlandse paradox

Hoewel Nederland geen uitgesproken antisemitisme kende, werd juist vanuit Nederland het hoogste aantal Joden vermoord, ruim vijfenzeventig procent. Onder historici is dit de ‘Nederlandse paradox’ gaan heten. Happe geeft in haar studie verschillende deelverklaringen voor deze paradox. Het Nederlandse bestuur kenmerkte zich volgens haar door gezagsgetrouwheid: de secretarissen-generaal, die na het vertrek van de regering de hoogste bestuursambtenaren waren, lieten slechts een zwak protest tegen de Jodenvervolging horen. Zij deden er alles aan om op hun functie te blijven ‘om erger te voorkomen’. Hiermee gaven zij de bevolking geen voorbeeld tot verzet. Pas bij het keren van de oorlogskansen, na de Duitse nederlaag bij Stalingrad in februari 1943, nam het verzet in Nederland toe, maar voor veel Joden kwam dit te laat: het merendeel was toen al gedeporteerd.

Oranje en de Joden

Zeer kritisch is Happe op de manier waarop de Nederlandse regering in Loden op de Jodenvervolging reageerde en op de houding van koningin Wilhelmina. Zij bleven, aldus Happe, zeer passief en riepen het volk niet op om in verzet te komen tegen de Jodenvervolging, iets wat zij bijvoorbeeld wel deden toen de Duitsers grote groepen mannen oppakten voor de Arbeitseinzats. In tegenstelling tot de Duitsers wenste de Nederlandse regering geen onderscheid te maken tussen ‘Nederlanders’ en ‘Joden’. Door deze beslissing liet zij echter na om specifiek voor de Joodse landgenoten op te komen. Ook (internationale) hulporganisaties ondervonden weinig medewerking als zij bij de Nederlandse regering aandrongen op hulp aan Nederlandse Joden. Deze problematische rol van het Oranjehuis wordt ook belicht in de tentoonstelling ‘400 bewogen jaren. De Joden en het huis van Oranje’, die tot 30 september te zien is in het Joods Historisch Museum en in het gelijknamige boek onder redactie van Julie-Marthe Cohen en Bart Wallet.

Veel valse hoop

Waarom verzetten de Joden zelf zich niet actiever tegen de deportaties? Wisten zij niet wat hen in Polen te wachten stond? Sinds de publicatie in 2013 van Van de Booms boek ‘Wij weten niets van hun lot’ is de discussie hierover in alle hevigheid gevoerd. Happe geeft geen sluitend antwoord op deze delicate vraag. Veeleer wijst zij erop dat veel geassimileerde Joden het gevaar onderschatte. De oorzaak daarvan was de Duitse tactiek om de Joden hoop te bieden. Door de mogelijkheden van de zogenaamde ‘Sperren’ en het vaag houden van mogelijkheden voor uitwisseling en emigratie, bleven de Nederlandse Joden hoop houden om op een legale manier aan deportatie te ontkomen. Hierdoor waren zij minder geneigd om over te gaan op het risicovolle onderduiken. Door het systeem van ‘Sperren’ of vrijstellingen beschikten de Duitsers bovendien over vrijstellingslijsten, die zij, toen de andere Joden gedeporteerd waren, nietig konden verklaren en waardoor zij grote groepen tegelijk konden oppakken.

Katja Happe is er in geslaagd om met Veel valse hoop een gedegen overzicht te geven van een van de pijnlijkste gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis. Door de zowel chronologische als thematische opzet is het echter soms lastig om de chronologie vast te houden en komen er herhalingen in het boek voor. Dit neemt niet weg dat er met Veel valse hoop een helder geschreven meesterwerk geleverd is, gebaseerd op zowel oud als nieuw materiaal, gedegen literatuuronderzoek en primaire bronnen. De uitgever heeft gelijk: de komende jaren zal dit hét standaardwerk over de vervolging van de Nederlandse Joden blijken te zijn.

Door Marleen van den Berg.

Marleen van den Berg rondde recent  de research master Colonial and Global History aan de Universiteit Leiden af. Tijdens haar studie specialiseerde zij zich in de contemporaine geschiedenis van Nederland en Nederlands-Indië. Sinds april 2018 is zij als promovendus verbonden aan het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek richt zich op de Jodenvervolging in Rotterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog en het rechtsherstel na de oorlog.

Berichten gemaakt 1231

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven