Recensie | Rebelse Genieën

In het kleine Duitse plaatsje Jena gebeurt rond 1800 iets wonderbaarlijks, Het universiteitsstadje werd rond die tijd een verzamelplaats voor de briljantste geesten die Duitsland te bieden had, van Hegel en Fichte tot Goethe en Novalis. Zij vuurden de Romantiek aan en verzetten zich tegen het in hun ogen te mechanistische wereldbeeld van de Verlichting. Maar volgens Andrea Wulf was hun meest belangwekkende wapenfeit niets minder dan de uitvinding van het autonome Ik. Het is echter juist hier dat de these van het weliswaar prachtig vertelde Rebelse Genieën. De Eerste Romantici en de Uitvinding van het Ik wat te ver wordt doorgevoerd.

Waarom Duitsland?

Het doel dat Wulf zich stelt is ambitieus. Ze wil bewijzen dat onze ideeën over het autonome Ik zijn ontstaan in het werk van de vroege Romantici, die begin negentiende eeuw naar Jena kwamen om te denken, te schrijven en samen te leven. De versnippering van het Duitse Rijk ziet Wulf als een belangrijke motivator voor dit Duitse filosofische succesverhaal. In zo’n verdeeld cultuurgebied was censuur immers moeilijker door te voeren dan in wat zij ‘centraal bestuurde naties als Frankrijk en Engeland’ noemt.

Daarnaast beschikte Duitsland over meer universiteiten dan welk ander land dan ook: dit leidde er toe dat meer mensen makkelijker een universitaire studie konden volgen, konden leren lezen en boeken gingen waarderen. Hiermee wordt de context geschetst waarbinnen de vrijheid die de leden van de Jena-kring ervoeren om hun ideeën in elkaars nabijheid uit te werken kon ontstaan.

Naar binnen – naar het Ik

Rebelse Genieën blinkt uit in de beschrijvingen van de levens en denkwerelden van de hoofdpersonen. Het is duidelijk dat Wulf een getalenteerd verteller is, die de bijzonderheden van de verschillende karakters weet te doorgronden. Zo is de beschrijving van de opbloeiende vriendschap tussen Goethe en Schiller, op het eerste oog twee tegenpolen, na een door beide bijgewoonde conferentie over plantkunde, roman-waardig. Wulf brengt prachtig tot leven hoe juist de verschillen tussen de classicistisch ingestelde Goethe en de Romantische Schiller, die Goethe vereert maar zich tegelijkertijd aan hem kan ergeren, hen nader tot elkaar drijven en hoe ze elkaar inspireren tot het schrijven van hun beste literaire werken. Alleen al om deze passages, die de geschiedenis werkelijk tot leven brengen, is het boek ten zeerste aan te raden.

Daarbij zijn haar beschrijvingen van de gepassioneerde zoektocht naar het autonome Ik van de Jena-denkers van een zeer hoog niveau. Zo wordt de omgang van de dichter Novalis met het radicale Ik-gedachtegoed van Fichte beschreven. Hij trachtte het hele leven te begrijpen door ‘in zichzelf te kijken en, zoals hij het noemde, Sichselbstfindung – ‘zichzelfvinding’ – te beoefenen, geïnspireerd door zijn diepgaande analyse van Fichtes werk,’ dat de radicale autonomie van het Ik betoogde. De verwikkeling van deze zoektocht met Novalis’ doodwens na het overlijden van zijn geliefde, is zeer de moeite waard. Zo maakt Wulf duidelijk dat hier, in deze Romantische vlucht naar binnen, een nieuw hoofdstuk begint in de ontwikkeling van het moderne Ik-besef en dat de Jena-denkers nieuwe filosofische gronden verkenden.

Een gebrek aan vergelijking

Een nieuw hoofdstuk weliswaar, maar misschien géén splinternieuwe uitvinding. En al zijn de uitgebreide karakterschetsen prachtig leesvoer, uiteindelijk gaat het toch ook om de ideeën, waar deze vandaan komen en hoe zij de moderne idee van het Ik hebben vormgegeven – Wulf’s project. Het is op dit cruciale punt dat Wulf haar these wat te ver doorvoert. In haar poging de uitvinding van het Ik geheel aan deze, in de Europese intellectuele wereld relatief kleine, groep denkers toe te schrijven, schiet ze door in reductionisme.

Hier wringt bij deze lezer de schoen: was Engeland in dezelfde tijd niet een spil van de Verlichting, waarbinnen ideeën over individuele vrijheid en recht net zo radicaal werden doordacht door denkers als bijvoorbeeld John Locke, wiens werk Two Treaties of Government betoogt dat overheden een plicht hebben de aangeboren, intrinsieke rechten van de mens te waarborgen? Wulf noemt de Verlichtingsdenker Locke enkel een keertje in de context van diens theorie dat de mens bij de geboorte een schone lei is en stelt deze tegenover de Romantische drive naar binnen te keren. Maar in zekere zin zou betoogd kunnen worden dat Locke in zijn Two Treaties net zo goed het bestaan van het autonome Ik – in zijn geval in de vorm van de mens met intrinsieke, aangeboren rechten – betoogt als de Romantici dat deden. De idee van een aangeboren, individuele set rechten vereist introspectie, en zeker een omlijsting van het Ik tegenover andere, eveneens geïndividualiseerde Ikken. En dat precies in één van de landen die Wulf als “centraal bestuurde naties” bestempelt om aan te geven dat zij in een minder gunstige positie zouden verkeren om het Ik vorm te geven – uit te vinden – dan voor de Duitse staten het geval was. Uiteindelijk kan de versnippering van de Duitse staten het relatieve gebrek aan censuur verklaren, en misschien zelfs de relatief radicale omgang met het Ik door de Jena-denkers, uit zoiets volgt dan niet noodzakelijk dat zij het ik ook echt uitvonden.

Stelt de lezer zich deze vragen, dan komt het gebrek aan een echte vergelijkende methode in Rebelse Genieën naar voren. Alhoewel uit de beschrijvingen van de hoofdrolspelers duidelijk naar voren komt hoe de Jena-Romantici zich afzetten tegen het soms starre Verlichtingsdenken van filosofen als Locke, is het jammer genoeg niet helemaal duidelijk geworden hoe uit alle contemporaine denkstromingen die aanspraak kunnen maken op een belangrijke plaats in de opbouw van het moderne ‘Ik-besef,’ het gedachtegoed van de Jena-kring uiteindelijk de overwinning boekte en zelfs als de ‘uitvinder’ van dat besef kan worden aangemerkt.

Door Jonas van Dormolen


Steun Jonge Historici, bestel dit boek via Athenaeum Boekhandel

Lees hier meer over ons affiliate partnerprogramma


Andrea Wulf, Rebelse genieën: de eerste romantici en de uitvinding van het ik
Uitgeverij Atlas Contact 2022, 608 pagina’s.
ISBN: 9789045039367
€ 39,99


Jonas van Dormolen (Amsterdam, 1994) studeerde archeologie, erfgoedstudies en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is met name geïnteresseerd in de historiografie, de historische theorie en het breukvlak tussen geschiedenis en maatschappij. Zijn scriptie over de historiografische positie van Barthold Georg Niebuhr stond op de shortlist voor de VU-Geesteswetenschappen Scriptieprijs.

Berichten gemaakt 1236

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven