‘I want you to walk along with our main character, that also you will be in the hell’. Met die woorden introduceert de Hongaarse László Nemes zijn debuutfilm Son of Saul, ‘de Holocaustfilm die nog gemaakt moest worden’. Son of Saul gaat over Saul Ausländer, een joodse Hongaar die werkt in een Sonderkommando van Auschwitz. De film won al veel filmprijzen in Europa en Amerika, waaronder de Grand Prix in Cannes.
Het Sonderkommando
Vanaf scène één zit je er midden in: we zien slechts Sauls gelaten gebaren en blikken, maar merken door de indringende geluiden wat er gebeurt. Saul (Géza Röhrig) werkt mee in de moordmachine van Auschwitz-Birkenau. Deze gevangenen werden Sonderkommando’s genoemd en geselecteerd om mensen naar de gaskamer te begeleiden, hun spullen te verzamelen en de lichamen ‘op te ruimen.’ Hun positie is nog altijd controversieel, omdat sommigen hen ten onrechte beschouwen als collaborateurs. De Sonderkommando’s verbleven apart van de rest van het kamp, in iets minder slechte omstandigheden. In de film merken we dat er onder hen een soort georganiseerd verzet is, waarbij verwezen wordt naar de opstand van 7 oktober 1944. Hoewel deze opstand bij voorbaat al kansloos was, brachten de gevangenen wel degelijk schade aan de crematoria toe.
‘Je hebt de levenden verraden voor een dode’
Zo’n opstand interesseert Saul allang niet meer. Het wordt al snel duidelijk dat Saul alles met routine doet, zonder nadenken. Zijn automatisme komt piepend en krakend tot stilstand als hij meent zijn zoon te ontdekken in de gaskamer. Vanaf dan doet Saul dingen die duidelijk niét tot zijn routine behoren: met een plotselinge overtuiging wil hij deze jongen begraven. In de Joodse religie hoort een lichaam begraven te worden, na allerlei rituele wassingen en gebeden, iets waar de verbrandingsovens van Auschwitz lijnrecht tegenin gingen. Saul gaat op zoek naar een rabbi die hem hierbij kan helpen. Zijn plotselinge missie is een soort poëtische vervreemding in de film, die in strijd lijkt met de realistische weergave van de andere gebeurtenissen. ‘Je hebt de levenden verraden voor een dode,’ bijt één van de andere kommando’s hem toe, maar Saul merkte eerder op: ‘we zijn al dood’. Niets kan hem nog terugbrengen bij het leven, behalve dan een dode: en juist dat houdt hem misschien wel in leven, tegen wil en dank.
Schone schijn
Wat de film laat zien, is dat alles in de Nazimachine gericht is om de schijn op te houden: de gaskamer als douche, en de gründliche sauberkeit, wanneer de kommando’s de vloeren moeten schrobben. Daarom waren de Sonderkommando’s ook gevaarlijk voor de Duitsers: zij wisten wat er achter dit rookgordijn schuilde. Voor hen was echter hun veiligheid schijn, want zelfs zij konden onverwacht toch aan de beurt zijn. Zelfs de hoop waar Saul zich aan vasthoudt is schijn: wat maakt het nu precies uit of hij de jongen begraaft? En is het wel echt zijn zoon?
Een anti-held
Son of Saul is anders dan alle andere films over dit onderwerp: er is geen heroïek. De vergelijking met de andere film over Sonderkommando’s, The Grey Zone (2001) gaat daarom ook niet op, hoewel beiden hun verhaal vertellen zonder een lichtpuntje van hoop. Er is wel ellende, maar het Hollywood-achtige is er helemaal af, er is zelfs geen echt verhaal. Saul is geen karakter dat eerzame daden verricht, vergeving of vergelding zoekt: vanuit zijn ogen zien we flarden van een verleden, vriendschap, liefde, die zelfs hij zich niet meer herinnert. Sauls missie is soms ontroerend, maar nutteloos en brengt zelfs zijn medegevangenen in gevaar.
Het camerastandpunt is hierbij ook belangrijk: we zien slechts Sauls gezicht, kijken over zijn schouder mee of zien waar hij zijn blik op richt. Dit geeft de film iets beklemmends, maar sluit ons ook af van de omgeving, precies zoals Saul zich afsluit van wat er om hem heen gebeurt. Door de realistische stijl van deze film werd zelfs Claude Lanzmann, de regisseur van de belangrijkste documentaire over dit onderwerp, Shoah (1985) overtuigd: misschien zijn sommige fictieve films toch in staat het verhaal van de Holocaust realistisch over te brengen.
Ervaring
Maar is het ook mogelijk de Holocaust te ervaren door film, zoals de regisseur dit wilde? Ik dacht in eerste instantie van niet: hoewel deze intense film ook moeite vraagt van de kijker om te blijven kijken, kun je Auschwitz na twee uur weer verlaten. Het gaat Nemes echter niet om de directe ellende of gebeurtenissen, hoewel die ook in beeld komen: het is de bevreemdende wereld van Saul zelf waar we in zitten. En hoewel ik in eerste instantie opgelucht de filmzaal uitliep, bekroop me achteraf toch dat gevoel: hopeloos, kwetsbaar, afgesloten. Dan is er zelfs geen hoop meer voor ons als kijker. En dat is waarschijnlijk precies wat Nemes wilde bereiken.
Die knap gemaakte filmervaring maakt de film uniek en is één van de redenen dat ik hem erg goed vond. Nemes gebruikt film niet als vermaak en dat is misschien even wennen. Maar moet je gaan? Ja, deze film moet je zeker gezien hebben.
Son of Saul is nog even te bekijken in een aantal filmhuizen en bioscopen, vaak overdag. Ik zag hem in de Filmhallen, zie voor meer informatie: https://www.filmhallen.nl/film/son-of-saul/.
Door Bente de Leede
Bente de Leede volgt momenteel de Research Master Colonial and Global History aan de Universiteit Leiden. Ze is daarbij vooral geïnteresseerd in de ideeën over koloniaal bestuur en beleid tijdens en na het kolonialisme en deed daarvoor onderzoek op Bali. Recent werkte ze als onderzoeksstagiaire bij het KITLV onderzoeksproject ‘Dutch Military Operations in Indonesia, 1945-1950’. Eerder liep ze stage bij de documentaireserie ‘De IJzeren Eeuw’. Bente wordt blij van goede muziek en films en zingt zelf ook graag een liedje mee. Lees meer over Bente op twitter: @visitbente.
Mooie recensie. Ben het met je eens Bente; deze moet je zeker gezien hebben!