Het schrijven van een goede biografie is een buitengewoon lastige exercitie, zeker als de hoofdpersoon al geruime tijd niet meer onder ons is. Dirk van der Meulen was zich bewust van de valkuilen die het schrijven van deze koningsbiografie met zich meebrachten: ‘De voornaamste hindernis was, zoals vanouds, de tijd. (…) De dagen van Willem III zijn voorbij: zo voorbij als een tijdperk maar zijn kan, en over hem kan hetzelfde worden gezegd. Levende getuigen zijn er niet meer; naast de stenen spreken alleen de documenten.’ (p. 11) Deze documenten waren er in overvloed; dit bracht het risico met zich mee dat het geheel een aaneenschakeling van anekdotes zou worden. Gelukkig is dit geenszins het geval.
Bij aanvang van het project van de drie koningsbiografieën leek Van der Meulen er bekaaid af te komen met Willem III (1817-1890). Zowel Willem I (1772-1843) als zijn zoon Willem II (1792-1849) hebben in de historiografie meer aandacht gekregen dan Koning ‘Gorilla’, zoals Willem III door de socialisten werd genoemd. Aan de andere kant gaf het gebrek aan historiografie Van der Meulen wel de kans om op redelijk onbekend terrein nieuwe informatie boven water te krijgen. Het winnen van de Libris Geschiedenisprijs afgelopen oktober geeft al aan dat de biograaf daar zeer zeker in geslaagd is. Een kleurrijker figuur had Van der Meulen zich ook niet kunnen wensen: door het boek heen is de lezer getuige van de woede-uitbarstingen van de koning en zijn niet bepaald monogame houding, om het maar even netjes te zeggen. Naast zijn seksuele ongeremdheid zorgden ook zijn wispelturigheid en opvliegende karakter ervoor dat hij een dankbaar mikpunt van spot werd, niet in de laatste plaats voor zijn eerste vrouw Sophie van Württemberg (1818-1877). Op het politieke vlak had hij de pech tegenover Thorbecke te staan, die het politieke spel veel beter beheerste dan de koning.
Was het beeld van Willem III als een incompetente, losbandige koning wel terecht? Deze vraag poneert Van der Meulen in zijn inleiding en loopt als een rode draad door het boek heen. Op het eerste gezicht zeker wel, maar Van der Meulen slaagt erin het beeld te nuanceren. Dat neemt niet weg dat de biografie grotendeels leest als een levensverhaal met vele mislukkingen: zijn huwelijk met Sophie was verre van goed, voor zijn kinderen was hij zeker geen liefhebbende vader (behalve dan voor Wilhelmina) en politieke successen waren er amper. Desondanks was hij redelijk populair bij het volk door zijn publieke betrokkenheid na enkele grote watersnoodrampen. Zoals Van der Meulen uiteindelijk concludeert: ‘Willems voornaamste staatkundige verdienste was de eerste Nederlandse koning te zijn in een land dat door anderen werd bestuurd’ (p. 628). Het was het lot dat had bepaald dat hij koning zou worden, maar heel geschikt daarvoor was hij niet.
De biografie leest als een roman en is duidelijk geschreven met het doel een groot publiek te bereiken. Gelukkig voor de historicus is dit niet ten koste gegaan van de wetenschappelijke kwaliteit; de lijst met primaire bronnen en secundaire literatuur is zeer uitgebreid en dat geldt zeker ook voor het notenapparaat. De geschreven getuigenissen en anekdotes en dialogen geven kleur aan de verschillende personen die in het boek voorkomen. Het aantal blijft redelijk beperkt, waardoor het nooit een aaneenschakeling van anekdotes wordt. Dit komt de leesbaarheid zeer ten goede. Het geheel is een goede balans van informatie over Willem III als politieke speler en Willem III als privépersoon, waardoor de auteur een compleet beeld van de hoofdpersoon heeft weten te schetsen.
Deze biografie is in meerdere opzichten een aanwinst. Niet alleen omdat dankzij Van der Meulen voor het eerst een complete wetenschappelijke verantwoorde biografie van deze Oranje-koning is verschenen, maar ook omdat Van der Meulen deze toegankelijk heeft gehouden voor de leek die zich meer in de periode en de persoon wil verdiepen. De lezer zal zich wel moeten realiseren dat het een lijvige biografie betreft; ongeveer 600 pagina’s zijn geheel gevuld met tekst. Of deze biografie de terechte winnaar is van de Libris Geschiedenisprijs 2014 valt bij gebrek aan vergelijkingsmateriaal moeilijk te zeggen, maar al met al heeft de auteur de hooggespannen verwachtingen ingelost.
Dirk van der Meulen, Koning Willem III 1817-1890. Uitgeverij Boom, 700 pagina’s, €39,90.
Ferry Gouwens (1990) rondde in september 2013 de research master Medieval and Early Modern European History af aan de Universiteit Leiden door een politieke biografie te schrijven van de Utrechtse edelman Johan van Reede, heer van Renswoude (1593-1682). Over dezelfde Van Renswoude verschijnt begin 2015 van zijn hand een artikel in Virtus, jaarboek voor adelsgeschiedenis. Tijdens zijn studie was hij redactielid bij Leidschrift, onder meer als eindredacteur. Momenteel werkt hij als vrijwilliger bij BMGN-LCHR, verbonden aan het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en is hij recensent voor Jonge Historici.