Reinier Meijering
Samenvatting
Reinier Meijering probeert in dit stuk de religieuze kaart van Piraeus te reconstrueren, maar wegens een gebrek aan archeologisch bewijsmateriaal is dat een lastige kwestie. Dat Athene en haar Piraeus een bontgekleurde samenleving was is geen nieuws, maar de onderlinge verhoudingen zijn daarentegen interessante vraagstukken. Pasten nieuwkomers zich in Piraeus aan de heersende religieuze tradities en integreerden in de bestaande culten van de polis en de deme aan? Of werd het introduceren van eigen culten door het Atheense volk wellicht toegestaan, misschien zelfs gestimuleerd? Meijering toont in dit stuk drie zaken aan. Ten eerste, dat de cultus voor Artemis Mounychia onderdeel was van de Atheense machtslegitimatie in Attika. Ten tweede, dat de vestiging van de staatscultus van Bendis te maken had met het Atheense burgerschap. En ten derde, dat deze deme niet alleen politiek, militair en economisch, maar ook religieus gezien een belangrijke rol speelde in de polis Athene.
Download de PDF
Reinier Meijering (pdf)
Lees met ISSUU
Volledige Tekst
INLEIDING
Hoewel Piraeus één van de vele Attische demen was, zorgde het belang van de havenplaats voor Athene ervoor, dat het meer was dan dat. In feite was Piraeus een vanuit de Asty (de stad Athene) strak gecontroleerde kolonie. Vanaf de Perzische oorlogen (490-479) – de periode waarin Piraeus uitgroeide tot de belangrijkste havenplaats van Athene en geschikt werd gemaakt voor zowel de marine als de handel – ontwikkelde deze deme zich explosief. Hiermee nam het belang, maar ook de afhankelijkheid voor Athene in de loop van de vijfde eeuw sterk toe. Daarvoor speelde Piraeus in politiek en militair opzicht geen enkele rol van betekenis, maar herbergde de plaats al wel een belangrijk Attisch heiligdom dat voor de Atheense stad wel degelijk van belang was. Op de Mounychiaheuvel bevond zich namelijk het heiligdom voor Artemis Mounychia en we zullen zien dat deze tempel een belangrijke plaats innam in Athenes legitimatie van haar machtspositie in Attika. Piraeus trok in de vijfde eeuw door haar gunstige economische klimaat talloze ambachtslieden, arbeiders en handelaren aan, uit zowel de Griekse wereld als daarbuiten, die zich voor korte of langere tijd in de havenplaats vestigden. De aanwezigheid van deze niet-Atheense inwoners gaf een enigszins exotische aanblik. Dit werd rond 430 bovendien kracht bijgezet, toen Perikles in verband met de uitgebroken Peloponnesische oorlog een defensieve strategie onthulde, waarbij het Attische platteland ontruimd moest worden en de inwoners zich achter de verdedigingsmuren – de Lange Muren – tussen Athene en Piraeus dienden te vestigen. Een aanzienlijk deel van deze ontheemden vond in Piraeus onderdak. Met de komst van al deze handelaren, ambachtslui, arbeiders en uiteindelijk oorlogsimmigranten kwamen ook hun goden, godinnen, culten en religieuze gebruiken mee. In het Athene van de vijfde eeuw, waar religie en samenleving onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, speelden culten een belangrijke rol in het identificatieproces van haar inwoners en bevolkingsgroepen. Deelname aan de polisreligie – waaraan men zijn identiteit binnen de polissamenleving ontleende – was afhankelijk van iemands afkomst en bepaalde de facto wie iemand werkelijk was in de polis. De sociale diversiteit in Piraeus, die als gevolg van de economische aantrekkingskracht en de oorlog ontstond, moet in de vijfde eeuw ongetwijfeld ook zichtbaar zijn geweest in haar religieuze aanblik. De vraag is, of, en zo ja, welke nieuwkomers in Piraeus zich aanpasten aan de heersende religieuze tradities en integreerden in de bestaande culten van de polis en de deme. Met andere woorden, werd het de xenoi (niet-Atheners) en metoikoi (officieel geregistreerde immigranten) toegestaan deel te nemen aan de polisreligie van Athene? Of werd het door het Atheense volk toegestaan, misschien zelfs gestimuleerd, dat zij hun eigen culten introduceerden en in stand hielden door middel van festivals, heiligdommen en altaren?
Om een antwoord te kunnen geven, zal er in dit paper studie worden gedaan naar de oudste Attische cultus en de bekendste uitheemse cultus van Piraeus, respectievelijk Artemis Mounychia en de Thracische godin Bendis. Door een traditionele en een van oorsprong niet-Atheense cultus te belichten, kan er hopelijk een beeld worden geschetst van het religieuze beleid van de Asty in Piraeus. Beide godinnen, die gezien hun aard als godinnen van de jacht en de maan op gespannen voet met elkaar lijken te staan, genoten in de eeuw dat Piraeus haar hoogtijdagen vierde veel aanhang. Bovendien is een onderzoek naar deze twee culten interessant, aangezien Artemis Mounychia in de vijfde eeuw al geruime tijd een staatscultus kende, terwijl Bendis rond 430 een staatscultus kreeg. Het lijkt op basis van de bronnen dat het een bewuste keuze van Athene is geweest dat er vanaf het uitbreken van de Peloponnesische oorlog twee staatsculten in Piraeus waren. In het eerste deel van het onderzoek zal de Artemiscultus worden besproken. Hoewel hierover vrij weinig bekend is, zal er naast een beknopte weergave van datgene wat wel bekend is, ook worden onderzocht in hoeverre het om een cultus op deme-niveau ging, of dat er sprake is geweest van een zogenaamde regionale grenscultus. Wat een dergelijke cultus was, zal aan de hand van het voorbeeld van Artemis Mounychia worden uitgelegd. In het tweede deel zal er worden gekeken naar Bendis. Haar cultus kwam halverwege de vijfde eeuw mee met Thracische immigranten en promoveerde rond 430 van een Thracische privé-cultus tot een Atheense staatscultus. De vraag die in dit gedeelte centraal zal staan, is hoe het verklaard kan worden dat een buitenlandse godin – nota bene de Thracische tegenhanger van Artemis – een staatscultus kreeg en vanaf dat moment werd vereerd in een heiligdom naast dat van Artemis Mounychia. Naast de traditionele uitleg zal er worden getracht een nieuwe interpretatie te geven van de vestiging van Bendis in Piraeus. In zowel de traditionele als de alternatieve verklaring speelt de aanwezigheid van de Thracische inwoners een rol.
In dit onderzoek zal aan de hand van de Artemis- en Bendiscultus drie dingen worden aangetoond. Ten eerste, dat de cultus voor Artemis Mounychia onderdeel was van de Atheense machtslegitimatie in Attika; ten tweede, dat de vestiging van de staatscultus van Bendis te maken had met het Atheense burgerschap; ten derde, dat deze deme niet alleen politiek, militair en economisch, maar ook religieus gezien een belangrijke rol speelde in de polis Athene.
1: De oudste cultus van Piraeus
Het reconstrueren van de religieuze kaart van Piraeus is wegens een gebrek aan archeologisch bewijsmateriaal een lastige kwestie. Op basis van de opgravingen en de vondsten van tempelresten die in de loop van de geschiedenis zijn gedaan, kan er slechts van drie heiligdommen met zekerheid worden vastgesteld dát ze hebben bestaan en wáár ze hebben gestaan. Deze resten bevinden zich op en langs de Mounychiaheuvel, in het oostelijke deel van het Piraeïsche schiereiland. Het is op basis van de vondsten, de literaire bronnen en het geografische karakter van deze locatie aannemelijk, dat de heuvel als de akropolis van Piraeus heeft gefungeerd. Net zoals in Athene zijn er resten aangetroffen van een fortificatie, stonden er heiligdommen en lag de agora op steenworpafstand aan de voet van de akropolis. Op de heuvel zelf bevond zich het heiligdom voor Artemis Mounychia, terwijl langs de zuidhelling de tempels voor Bendis en Asklepios stonden (zie Appendix I). Inscripties die op het schiereiland zijn gevonden, duiden echter op de aanwezigheid van meerdere heiligdommen. Zo meldt de philhelleense reiziger Pausanias in zijn Periegesis tes Hellades (‘Beschrijving van Hellas’) in de tweede eeuw na Christus dat er ondermeer een tempel voor Aphrodite en een heiligdom voor Zeus Soter en Athena Soteira in Piraeus aanwezig waren. Tegenwoordig lopen de schattingen van het aantal tempels en heiligdommen in de twintig, waarbij moet worden aangetekend, dat enkele godheden meerdere benamingen en heiligdommen hebben gehad. Naast Artemis, Bendis, Asklepios, Zeus, Athena en Aphrodite hebben Dionysos, Isis en Sarapis eveneens in Piraeus religieuze aanhang gehad. De laatste twee waren Egyptische godheden die met de navigatie werden geassocieerd. Zij genoten met name in de Hellenistische tijd (323-30), mede door de invloed van het Ptolemaeïsch-Egyptische Rijk op het Griekse vasteland, veel aanhang.
De hierboven genoemde negen goden en godinnen geven een goed beeld van zowel het religieuze als het sociale karakter van Piraeus. Als Attische deme en nauw verbonden met Athene werden er in Piraeus traditionele, Olympische goden vereerd, terwijl de ontwikkeling van de handelsactiviteiten en de daarmee samenhangende instroom van niet-Atheners voor uitheemse invloeden zorgden. Enkele godheden hadden culten met een lange geschiedenis. De aanwezigheid van Artemis gaat waarschijnlijk zelfs terug tot de Geometrische periode (9e en 8e eeuw). De ontstaansmythe van de Artemiscultus in Piraeus verhaalt namelijk over een menselijk offer dat gebracht diende te worden om de godin gunstig te stemmen, een gebruik dat in de vroeg-antieke tijd niet ongewoon was (denk bijvoorbeeld ook aan het Iphigineia-offer voor Artemis in Homeros’ Ilias). Naast de Olympische goden (Zeus, Athena, Aphrodite, Artemis en Dionysos) bevonden er zich ook nieuwe, vaak oriëntaalse godheden in Piraeus. Zij verschenen vrij laat, pas in de Klassieke en de Hellenistische tijd, de periode dat Piraeus een van de belangrijke havens van het oostelijke Middellandse Zeegebied was en er veel contacten met handelsgebieden waren in bijvoorbeeld Egypte, Phoenicië en het Zwarte Zeegebied. Zo deden Bendis en Asklepios tussen 440 en 420 hun intrede, terwijl Isis en Sarapis in de tweede helft van de vierde eeuw ten tonele verschenen. De introductie van deze nieuwe godheden laten zich verklaren, doordat Piraeus in met name de vijfde en vierde eeuw een belangrijke haven was en er relatief veel niet-Atheners in de Atheense havenplaats verbleven. Naast de handel zorgde ook het Atheense imperium voor veel buitenlandse religieuze invloeden. Toch zouden de nieuwe goden de oudere niet vervangen. De oudste cultus van Piraeus bleef door de eeuwen heen zelfs één van de belangrijkste culten van Attika.
Over de cultus van Artemis Mounychia is wegens een beperkte hoeveelheid bronnenmateriaal vrij weinig bekend. Toch is er met vrij veel zekerheid vast te stellen dat het de oudste Attische cultus van Piraeus was, die echter zeer waarschijnlijk niet geheel op zichzelf stond. Er zijn namelijk aanwijzingen dat de Artemiscultus in Piraeus nauw verbonden was met die in Brauron: er vond een vrijwel identiek offerritueel plaats en er zijn zowel in Piraeus als in Brauron nagenoeg dezelfde offerschalen aangetroffen. Ook in Athene zijn rondom de Akropolis dergelijke schalen gevonden, hetgeen zich verklaart door het feit dat er in de stad vanaf de zesde eeuw ook een Artemisheiligdom stond, een soort antieke dependance van de Artemistempel van Brauron, en Artemis Brauronis een Atheense staatscultus werd. De ligging van de Piraeïsche en Brauronische Artemisia vertoonden sterke overeenkomsten. De tempels bevonden zich namelijk aan de kust; de Piraeïsche op de westkust van Attika, de ander, Brauron, op de oostkust. Omdat er in Athene omstreeks de zesde eeuw een dubbelganger van Brauron werd gebouwd, was zowel de westelijke als de oostelijke uithoek van Attika door middel van een Artemisheiligdom verbonden met Athene. Het maakte voor een bezoeker niet uit vanuit welke richting hij Attika over zee naderde: de tempels markeerden de grens van de Atheense beschaving. Daarnaast bracht Athene door middel van tempels verbanden aan tussen de verschillende gemeenschappen in Attika en integreerde de stad op die manier de gemeenschap van Brauron, en wellicht dus ook van Piraeus, in haar eigen invloedsfeer. Het was duidelijk dat de stad Athene het middelpunt van Attika was geworden. Piraeus kan met het Artemisheiligdom een sleutelrol hebben vervuld in Athenes legitimatie van haar status. De rol van Piraeus werd in de loop van de vijfde eeuw alleen maar belangrijker, naarmate het belang van de havenplaats voor Athene toenam. De populatie- en welvaartsgroei in de Atheense Gouden Eeuw als gevolg van de handel en de marine heeft ongetwijfeld consequenties gehad voor de status van de belangrijkste cultus van deze deme.
De cultus voor de godin Artemis Mounychia kende een festival, de Mounychia, dat plaatsvond in de gelijknamige tiende maand van het Attische kalenderjaar. De Mounychia was een door de staat erkend festival en de cultus voor Artemis was daarmee één van de staatsculten van Athene. Dit betekende dat de Atheense staat de cultus van een zodanig groot belang voor het welzijn van de polis achtte – voorspoed in de polis was immers afhankelijk van een goede verstandhouding met de goden, die door middel van religieuze activiteiten behaagd konden worden – dat ze alle festiviteiten op en rondom het festival financierde (dêmotelê). Het festival was gewijd aan Artemis als de beschermvrouw van Piraeus en kende een offerritueel, een processie en een bootrace om het Piraeïsche schiereiland. Er werden bij het offer geiten en berinnen geofferd, dieren die werden geassocieerd met de godin van de jacht. Ook haar associatie met de maan kwam tijdens het festival tot uitdrukking, wanneer de deelnemers maanvormige cakejes, amphiphontes (‘in het rond schijnend’), met een kaarsje erop in processie ronddroegen. Dit fakkelritueel kan in verband worden gebracht met Artemis als godin van de maan en als brengster van het licht: Artemis Fosforos. Door naar de aan de Piraeïsche verwante Artemiscultus in Brauron te kijken, kan er wellicht meer duidelijkheid worden verschaft over wat er tijdens de Mounychia plaatsvond. Eén onderdeel van het Artemisfestival van Brauron – de Brauronia – was een ritueel, waarbij jonge meisjes van aristocratische afkomst de ontstaansmythe van de cultus naspeelden en zij als berinnen een act opvoerden, het arkteuein. Dit ritueel werd uitgevoerd om de godin gunstig te stemmen. Wegens de verwantschap tussen Mounychia en Brauron is het mogelijk dat een dergelijk ritueel ook tijdens de Mounychia plaatsvond. Over de deelname en deelnemers van de Mounychia weten wij vrij weinig. Toch is het aannemelijk dat het slechts Atheense burgers was toegestaan om deel te nemen aan de cultus, aangezien Artemis Mounychia een staatscultus kende.
2: Athene, Thraciërs en de Bendiscultus
In Piraeus zijn naast staatsculten, zoals de Mounychia, ook culten op kleinere schaal aanwezig geweest, die door een minderheid werden gepraktiseerd. Dit waren zogenaamde privé-culten. De cultus van Bendis, een bekend voorbeeld van een dergelijke cultus in Piraeus, ontstond toen halverwege de vijfde eeuw Thraciërs zich in de Atheense havenplaats vestigden. Bendis was de Thracische tegenhanger van Artemis en werd net als deze Olympische godin geassocieerd met de jacht en de maan. De Thracische immigranten hadden hun goden en religieuze gebruiken niet in Thracië achtergelaten, maar startten in Piraeus in besloten kring een cultus op voor Bendis. Echter, het bleef niet bij een kleine groep volgelingen (orgeones). Rond het uitbreken van de Peloponnesische oorlog (432) kregen de Bendisaanhangers na een volksbesluit van de Atheense staat toestemming om een heiligdom voor deze godin te bouwen. Dit nadat de stad het orakel in Dodona met betrekking tot de introductie van Bendis geraadpleegd had. Het is in ieder geval met zekerheid vast te stellen dat de godin in 429/8 blijvend in Piraeus aanwezig was, aangezien toen haar naam in de Schatlijst voor de Andere Goden werd opgenomen. Vanaf dat moment werd de cultus voor Bendis een staatscultus. Het festival, de Bendidia, vond plaats in de laatste maand van de Attische kalender, de maand Thargelion. Enkele onderdelen van het festival worden genoemd in de Republiek van Plato, waarin bij monde van Socrates en zijn vriend Adeimantus verslag wordt gedaan van de Bendidia. In de desbetreffende passage wordt gerefereerd aan een fakkelrace op paarden en een nachtelijk festival.
Dé vraag die rondom de introductie van Bendis in Piraeus centraal staat, is waarom deze Thracische godin door toedoen van het Atheense volk staat een dergelijke prominente plaats kreeg in Piraeus en uiteindelijk ook in Athene. Ongetwijfeld heeft de aanwezigheid van een Thracische bevolkingsgroep in Piraeus meegespeeld. De traditionele argumentatie voor de introductie van Bendis is dat Athene na het uitbreken van de Peloponnesische oorlog een bondgenootschap met de Thracische koning Sitalces wilde sluiten, om zich te kunnen verzekeren van de bescherming van het noordelijke deel van haar imperium (zie Appendix II). Naast dit imperiale motief speelde ook het veilig stellen van de graanroutes naar de Zwarte Zee mee. Een derde argument dat pleit voor de traditionele verklaring, is het feit dat er zich veel Thracische hoplieten in het expeditieleger van Athene bevonden. Bovendien wilde Athene zich met het oog op de oorlog, die naar alle waarschijnlijkheid lang zou gaan duren, blijven verzekeren van soldaten uit Thracië. Met andere woorden, door een Thracische cultus in haar polis te introduceren, wilde Athene zeker zijn van Thracische steun in de zojuist uitgebroken oorlog. De installatie van Bendis was het ultieme diplomatieke compliment dat de stadstaat aan de buitenlandse mogendheid kon maken. Deze interpretatie heeft een duidelijk politieke inslag. Er kan echter ook een andere verklaring voor de introductie van Bendis worden gegeven, namelijk dat het Athene te doen was om de Thraciërs te laten delen in het Atheense burgerschap.
De vestiging van een niet-Atheense staatscultus in de polis Athene kon slechts plaatsvinden wanneer twee in Athene gevestigde democratische instanties daar toestemming voor gaven. Niet-Atheners konden bij de Boulè (de democratische Raad van 500) een verzoek indienen en wanneer het door de volksvergadering werd goedgekeurd, werd de kwestie aan de ekklesia (de volksvergadering) voorgelegd. Deze instelling kon een enktêsis chôriou verschaffen aan de betreffende bevolkingsgroep, in dit geval de Thracische gemeenschap in Piraeus. Dit hield in, dat er een stukje grond werd uitgekozen waar een heiligdom op kon worden gebouwd. De locatie voor het nieuwe Bendisheiligdom werd de Mounychiaheuvel in Piraeus, vlakbij de Artemistempel. Zowel het verschaffen van enktêsis chôriou als de locatie kunnen verklaren waarom de vestiging van de Bendiscultus in Piraeus te maken had met het Atheense burgerschap. Om volwaardig Atheense staatsburger te kunnen zijn, moest je na de invoering van Perikles’ burgerschapswet in 451 afstammen van twee Atheense ouders. Voor metoiken betekende deze wet, dat het bijna onmogelijk was om het Atheense burgerschap te verkrijgen, tenzij een besluit van de volksvergadering het burgerschap aan metoiken verschafte. Wat hield het Atheense burgerschap in? Een volwaardig Atheense burger kenmerkte zich door het zogenaamde principe van metexein tes poleos en hiera kai hosia, oftewel deelhebben aan datgene waaraan de Atheners deelhebben, zowel hetgeen aan de goden toebehoort (hiera) als dat wat mensen aan de goden verplicht zijn (hosia). Nu was het voor de Thracische bevolkingsgroep in Piraeus, die voornamelijk uit metoiken bestond, volstrekt onmogelijk om in de Atheense havenplaats deel te hebben aan datgene waaraan de Atheners deelhebben, bijvoorbeeld deelhebben aan de Mounychia, de staatscultus voor Artemis. Deze cultus was slechts weggelegd voor Atheense burgers, personen van wie beide ouders Atheners waren. Wanneer zowel de volksvergadering in Athene als de Thracische bevolkingsgroep meenden, dat het van belang was dat Thraciërs in Piraeus het Atheense burgerschap zouden verkrijgen, dan moest er een religieuze oplossing worden gezocht: het moest mogelijk worden gemaakt dat Thraciërs deel gingen nemen aan een Atheense staatscultus.
De traditionele politieke interpretatie van de introductie van Bendis in Piraeus geeft ongetwijfeld enkele belangen aan die meespeelden voor de polis Athene om het burgerschap voor de Thracische bevolkingsgroep bereikbaar te maken. Wellicht heeft ook meegespeeld dat metoiken, aangezien zij vaak hetzij als arbeider hetzij als handelaar door het leven gingen, voor de economie belangrijk waren. Bovendien was een groot gedeelte van hen actief op de vloot. Met andere woorden, de Thracische bevolkingsgroep in Piraeus was een belangrijke spil in de economie, het leger en de vloot en daardoor van groot belang voor de polis. Alleen was het doel van Bendis’ vestiging niet om een Thracische vorst door middel van een Thracische cultus goedgezind te stemmen (de traditionele verklaring), maar om de Thracische bevolkingsgroep zoveel mogelijk te laten deelnemen aan datgene waar de Atheners deelhebben. Thraciërs mochten op grond van hun afkomst en hun status als metoik niet meedoen aan de staatscultus van Artemis en konden op basis daarvan niet deelachtig worden aan het Atheense burgerschap. Om hen toch zo volwaardig mogelijk mee te laten tellen in de polis, werd er een aan Artemis verwante cultus van een Thracische godin ingesteld, die uiteindelijk tot staatscultus werd verheven om de Thraciërs als het ware binnen het Atheense staatsburgerschap te incorporeren. De enige manier om het Atheense burgerschap aan metoiken te verlenen, was het instellen van een staatscultus waaraan zowel een metoik als een Athener deel mocht nemen. Om dit voor elkaar te krijgen, moest het orakel worden geraadpleegd en diende de dêmos haar goedkeuring te verlenen. Dit was exact wat er rond 430 in Athene en Piraeus gebeurde.
Nadat de Bendiscultus in 429/8 een Atheense staatscultus werd en het erop leek dat de Thracische enclave in Piraeus voortaan toegang had tot het Atheense burgerschap, werd tijdens het Bendisfestival duidelijk dat er wel degelijk onderscheid bleef bestaan tussen degenen die op basis van afkomst Atheense burger waren en de metoiken. Op de eerste dag van de Bendidia was er een processie, waarbij er twee groepen waren die aan de processie deelnamen: een Thracische vanuit Piraeus en een Atheense vanuit het Prytaneion, het heilige centrum van het zittende stadsbestuur in Athene. Atheense natives liepen tijdens het eerste onderdeel van het festival apart van de Thracische Bendisaanhangers en volgden een andere route. Hoewel de burgerlijke positie van de Thraciërs in Piraeus na 429 aanzienlijk verbeterd was, was er geen sprake van volledige gelijkstelling tussen Atheense burgers en Thracische inwoners. Toch werd het Atheense burgerschap – de gemeenschappelijke cultus van de goden alsmede het voldoen aan de verplichtingen jegens die goden – ingevuld door de Bendiscultus. Immers, er kon – met Atheners en Thraciërs als deelnemers – voortaan een groter percentage van de polisbevolking meedoen aan de gemeenschappelijke cultus van de goden en het voldoen aan de verplichtingen jegens de goden. Naast het burgerschapsaspect was het instellen van de gemeenschappelijke cultus bovendien een manier om sociale cohesie tussen de twee verschillende bevolkingsgroepen tot stand te brengen.
CONCLUSIE’
De culten voor Artemis Mounychia en Bendis geven een goed beeld van het religieuze beleid van Athene in Piraeus in de Atheense gouden eeuw. In het eerste geval ging het om een oude, Attische cultus voor een Olympische godheid, die, toen Piraeus in 492 als nieuwe Atheense marine- en handelshaven gesticht werd, al een Atheense staatscultus kende. Samen met de heiligdommen in Brauron en in Athene vormde het Piraeïsche Artemisheiligdom een netwerk dat de grens markeerde van de invloedsfeer en de beschaving van de polis Athene. Door haar grenzen met de Artemistempels te markeren, onderstreepte de polis Athene haar dominante positie op het Attische schiereiland. De heiligdommen op de oost- en westkust waren herkenningstekens voor eenieder die vanaf zee Attika naderde. Religieuze markeringen die duidelijk maakten dat Attika, het gebied waar Artemis intensief werd vereerd, Atheens gebied was. Hoewel het politieke, economische en militaire belang van Piraeus voor de polis Athene pas in de loop van de vijfde eeuw duidelijk en onmisbaar zou worden, ging het religieuze belang voor Athene door de aanwezigheid van Artemis Mounychia terug tot ver voor de vijfde eeuw. De economische en militaire ontwikkelingen die de havenplaats in de Atheense gouden eeuw doormaakte, deden de status van de cultus voor Artemis Mounychia alleen maar verder toenemen. De ontwikkeling van Piraeus zorgde er echter ook voor dat Athene haar religieuze beleid ten opzichte van haar havenplaats moest aanpassen. De handel en de oorlog zorgden voor een toestroom van immigranten, die zich voor korte of langere tijd in het havengebied vestigden. Met hen kwamen tevens hun goden en culten mee, die zij ook op vreemde bodem, bij wijze van een privécultus, in kleine orgeones in ere hielden. Toen het Atheense volk het rond 430 wegens de economische en militaire invloed van een uitheemse bevolkingsgroep van belang achtte, dat zij meer bij de polis betrokken raakte, werd er, nadat het orakel geraadpleegd was, een privé-cultus verheven tot staatscultus. De Thracische bevolkingsgroep kon voortaan deelnemen aan datgene waaraan de Atheners deel hadden, namelijk aan een door de Atheense staat erkende cultus. In een samenleving waarin religie en samenleving onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, waar – tenzij de dêmos het burgerschap toekende – men slechts Atheense burger was wanneer de ouders Atheners waren en waar iemands identiteit werd bepaald door de zorg voor datgene wat aan de goden toebehoord, hiera, en voor wat door de goden is goedgekeurd, hosia, werd het met de instelling van de staatscultus voor Bendis voor Thracische metoiken in Piraeus mogelijk zo volledig mogelijk te participeren in de Atheense polis. Zowel Atheense burgers als Thraciërs konden voortaan schouder aan schouder zorgdragen voor een godin en daarmee gezamenlijk zorgdragen voor het welvaren van de hele polis waar zij beiden deel van uit maakten.
Piraeus wordt vaak beschouwd als het militaire en economische centrum van Athene in de vijfde eeuw, waardoor het ook in politiek opzicht een invloedrijke plaats was voor een van de belangrijkste poleis van Hellas. De culten van Artemis Mounychia en Bendis laten zien dat religie minstens zo belangrijk was in de verhouding tussen Athene en Piraeus, zowel in de zesde eeuw als daarna. Dit is vooral te verklaren door de rol die deelname aan religie speelde in het verkrijgen van het Atheense burgerschap. Hoewel de rol van religie vaak onderbelicht wordt in studies over Piraeus en haar verhouding tot Athene kan er, op basis van het belang die de in dit paper bestuurde culten speelden, worden geconcludeerd dat religie wel degelijk een prominente plaats moet innemen in dergelijke onderzoeken.
LITERATUURLIJST
Blok, J.H., Fremde, Bürger und Baupolitik im klassischen Athen, Historische Anthropologie 15 (2007) 309-326.
Blok, J.H., Oude en nieuwe burgers, Lampas 36 (2003) 5-26.
Deubner, Ludwig, Attische Feste (Berlin 1966).
Garland, Robert, Introducing new gods. The politics of Athenian religion
(Ithaca, New York 1992).
Garland, Robert, The Piraeus from the fifth to the first century B.C. (Londen 1987).
Levi, Peter, Pausanias. Guide to Greece (Londen 1971).
Naerebout, F.G. e.a., De Oudheid. Grieken en Romeinen in de context van de wereldgeschiedenis (Amsterdam 2008).
Nilsson, Martin P., Geschichte der Griechischen Religion (Munchen 1967).
Parke, H.W., Festivals of the Athenians (Londen 1977).
Polignac, de P., Cults, territory, and the origins of the Greek state (Chicago 1995)
Simms, Ronda R., The cult of the Thracian goddess Bendis in Athens and Attica, Ancient World 18 (1988) 59-76.
Strasburger, Gisela, Xenophon. Hellenika (Munchen 1963).
Whitehead, David, The demes of Attica 508/7-ca. 250 B.C. (Princeton 1986).