Publieksgeschiedenis is iets heel anders dan wetenschappelijke artikelen tikken, merkt Adriaan Duiveman. Naar aanleiding van een kop in Trouw vraagt hij zich af wat de functie en zin is van de ‘van-vroeger-vergelijking’. Populariseren leidt onvermijdelijk tot dilemma’s. Kun je het grote publiek bereiken door het verleden naar zijn belevingswereld te halen, of door de geschiedenis juist anders te laten zijn?
Het stond er echt. Op de website van Trouw. Die krant waarmee mijn aardrijkskundedocent op de middelbare school driftig zwaaide op de vroege ochtend. De koffie sloeg bijna over de rand van zijn kopje. Begon hij zijn relaas met ‘zelfs in mijn Trouw…’, dan wist je dat er echt stont aan de knikker was. Want bij deze degelijke ochtendkrant deden ze niet aan holle retoriek. Toch stond het er nu echt: ‘Rembrandt was de Lil’ Kleine van de zeventiende eeuw’. De koffie sloeg bijna over de rand van mijn kopje.
Van-vroeger-vergelijking
De krantenkop bleek een ironische uitsmijter aan het einde van een TV-recensie. Lil’ Kleine maakte selfies, Rembrandt maakte zelfportretten, en die twee onderwerpen waren toevalligerwijs op dezelfde TV-avond naast elkaar geprogrammeerd. Mijn opwinding begon weer te zakken. Het viel mee. En waarom kon ik er iets van zeggen? Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen. Tijdens publiekslezingen, voorlichtingen op middelbare scholen en in blogposts gebruik ik ook graag anachronistische analogieën. Ik noem het de van-vroeger-vergelijking.
De formule is simpel. Je linkt een fenomeen uit het verleden aan een (ogenschijnlijk) modern fenomeen dat past in de leefwereld van je beoogde, brede publiek. In de journalistiek noemen ze zoiets ‘het haakje’. Zo heb ik mijn onderzoek naar vroegmoderne molenbekers in het Rijksmuseum ooit verkocht als ‘de Stef Stuntpiloot van de zeventiende eeuw’. Ik kwam er mee op Radio 1. En in één van mijn blogposts voor het KNAW-project Faces of Science vergeleek ik schilderijen van Jan Steen met het reality-tv-programma Temptation Island. Ik heb getwijfeld of ik deze wel moest publiceren, maar heb er geen spijt van.
Er zijn genoeg succesvolle voorbeelden van de tactiek. Letterkundige Johan Oosterman noemde Maria van Gelre ‘de Máxima van de vijftiende eeuw’. Door de succesvolle, bijbehorende expositie bestaat het Valkhof Museum nog. Letterkundige Sophie Reinders vergeleek de alba amicorum die zij onderzocht met Facebook en LinkedIn. Meerdere kranten en radioprogramma’s pakten het op. En hoewel je in haar onderzoek niet van echte ‘big data’ kan spreken, kon ze in haar vuistdikke dissertatie inderdaad de sociale netwerken van notabele vrouwen in kaart brengen.
Het verleden is vreemd
De van-vroeger-vergelijking verkoopt. Maar is het daarmee ook goed? Historicus Joost Snaterse stelt terecht dat het moderne haakje ook tot ‘intellectuele luiheid’ kan leiden. Hij ziet juist het anders-zijn van het verleden als het unique selling point van onze discipline. ‘The past is a foreign country,’ stelde David Lowenthal al. En is het vreemde van het buitenland niet voor een groot deel de reden waarom we onze koffers pakken?
Werkt dit niet een bepaalde intellectuele luiheid in de hand? De waarde van het verleden ligt toch ook in het feit dat het niet altijd – volgens mij vaker niet dan wel – herkenbaar is. Zou die realisatie van het anders-zijn niet centraal moeten staan voor een breder publiek?
— Joost Snaterse (@JoostSnaterse) September 30, 2019
Snaterse maakt een valide punt. Toch wil ik hier – als zondaar – een lans breken voor anachrone analogieën om twee redenen.
Ten eerste kunnen van-toen-vergelijkingen zowel het verleden als het heden beter uitleggen, door juist op continuïteiten en herhalingen te wijzen. Een goed voorbeeld hiervan zijn The Secret History of the Future-podcasts van Tom Standage en Seth Stevenson. In een van de afleveringen nuanceren ze de enthousiaste verhalen van tech executives die het internet als grote vredestichter presenteren. In een wereld waarin iedereen met elkaar in contact staat, zo beweren de Silicon Valley-goeroes, is oorlog niet meer nodig. De journalisten laten zien dat tijdens de ontwikkeling van ‘het Victoriaanse internet’, de telegraaf, exact dezelfde claims werden gemaakt. Vervolgens werd de oorlog verklaard per telegram. De van-vroeger-vergelijking laat je hier zowel het heden als het verleden beter begrijpen.
Máxima van Gelre
Ten tweede geeft juist de vergelijking je de mogelijkheid om ook de andersheid van het verleden te laten zien. Nadat je het brede publiek eerst hebt ‘gelokt’ met je vergelijking, kun je deze vervolgens gebruiken om verschillen te laten zien. Een analogie is nooit perfect. Je licht altijd bepaalde overeenkomsten uit, terwijl er ook altijd verschillen zijn. Als je het goed brengt dan snappen de lezers en luisteraars dat. Maria van Gelre leek inderdaad op Maxima in bepaalde opzichten. ‘Ze hield van de beste mode, ze was zelfverzekerd en het lijkt erop dat ze haar man af en toe wat overvleugelde’, analyseerde een Trouw-journalist. Het was niet zo dat ze Reinoud IV ‘een beetje dom noemde’, of het bestaan van ‘dé Bourgondiër’ ontkende.
Oosterman heeft dan ook geen spijt van de vergelijking. ‘Anderszijn is uiteindelijk de kern van het verhaal dat je vertelt,’ stelt hij. ‘Toch moet je het publiek eerst wel aan je binden. Soms door die “Alterität” te benadrukken, soms ook door een vergelijking met iets hedendaags te maken. Maar dan vervolgens de nuance zoeken.’ Die ruimte voor nuance moet je natuurlijk wel krijgen van de journalisten en evenementenorganisatie, maar als die er is: pak je kans!
De echte vroegmoderne Lil’ Kleine
Wanneer er inderdaad sterke overeenkomsten zijn, en er is tijd en ruimte om de vergelijking echt uit te werken, dan zijn van-vroeger-vergelijkingen fantastische publiekstrekkers. Als de overeenkomsten er niet zijn, laat dan inderdaad vooral het gekke van het verleden zien. Al dan niet met de bijbehorende clickbait: ‘En je zal niet geloven wat er toen gebeurde.’ Zoek je tijdens het communiceren van je onderzoeksonderwerp de overeenkomsten met het heden, of juist het vreemde op. Gelukkig sluit het één het andere niet per se uit.
En is er dan echt geen vroegmoderne soort van ‘Lil’ Kleine’? Als ik dan toch een kandidaat moet aanwijzen, dan is het wellicht mijn grote held Jan Jansz. Starter. Zijn provocerende, controversiële drinkliedjes zaten vol met wijn, bier en gewillige vrouwen. Misschien waren ze zelfs wel een heel klein beetje de Drank en drugs van de achttiende eeuw.
Door Adriaan Duiveman.
Adriaan Duiveman is promovendus aan de Radboud Universiteit. Hij doet onderzoek naar de sociale en culturele impact van (natuur)rampen in de achttiende eeuw.