Het Leiden International Film Festival (LIFF) was jarig en dat vierden ze met zwemfeestjes, een Monty Python and the Holy Grail sing-a-long, en uitverkochte zalen. Ik was erbij en dacht na over film, geschiedenis, en vooral ook de toekomst.
Back to the Future
LIFF 2015 trapte officieel af op vrijdagavond 30 oktober met Steve Jobs voor genodigden in een stampvolle Stadsgehoorzaal. Maar eigenlijk begon het festival al een week daarvoor, op 21 oktober 2015, de dag dat Marty McFly in zijn DeLorean back in de future arriveert. Om zijn komst te vieren organiseerde het LIFF een welkom-in-de-toekomstfeestje, en ook op de rest van het festival liepen heden en verleden door elkaar. Natuurlijk bracht het LIFF deze editie een ode aan tien jaar filmfestival. Daarnaast werd met het Panaromaprogramma weer zowel oud als nieuw talent aangeprijsd, en met specials over bijvoorbeeld Marlon Brando en vroege 3D-experimenten stond het LIFF uitgebreid stil bij honderd jaar filmgeschiedenis.
Ook bij de inhoud van de hoofdprogrammering is het festival fan van films die experimenteren met structuur en perspectief. Festivalhits als Mistress America, Microbe et Gasoile, Zoom, London Road, The Lobster, en Virgin Mountain zijn bezaaid met raamvertellingen, al dan niet dystopische toekomstbeelden, en shots die pas na seconden hun ware aard prijs geven. Hiermee bewijzen de programmeurs nog maar eens dat ze oog hebben voor kwaliteit die niet verveelt en niet pretentieus is, en inspireren ze tot het vertellen van nieuwe en originele cinematografische verhalen.
Historisch correct?
De unieke wisselwerking tussen beeld en geluid geeft een film de mogelijkheid door middel van muziek en montage eindeloos te spelen met tijd, en deze manipulatieve eigenschap maakt cinema voor historici zowel lastig als interessant. Het zou natuurlijk de ultieme droom zijn als je pluche bioscoopstoel ineens een bijrijderstoel in de DeLorean zou blijken te zijn, waarmee je door het scherm heen getransporteerd kon worden naar de tijd waarin Michael J. Fox nog geen Parkinson had. Maar films zijn, net als alle andere bronnen, slechts een versie van een verleden dat niet meer bestaat, en verzonnen bovendien. Zelfs Meryl Streep kan de jaren 20 van Emmeline Pankhurst alleen nabootsen.
En ook films die daadwerkelijk afkomstig zijn uit het verleden zijn geen tijdmachines, maar in essentie een reeks beelden en geluiden die op allerlei manieren letterlijk verknipt zijn. Films zijn daarmee, net als overigens bijna alle andere historische bronnen, gemanipuleerd en dus subjectief. Dat maakt ze niet minder bruikbaar of interessant. Het lijkt me alleen veel leuker om nou eens niet te verzanden in ellenlange discussies over of een bepaald servies in die en die periode al bestond. Laat de dubbelzinnige relatie tussen heden en verleden en de raakvlakken tussen feit en fictie bij het onderzoek naar film en geschiedenis nu eens onderwerp van discussie zijn, in plaats van een lijst met aantijgingen. Dat laatste is namelijk niet alleen saai, maar soms ook totaal irrelevant (al lijkt een speciale debatavond over de historische correctheid van Monty Python and the Holy Grail me heel gezellig).
Missing
Zo’n frisse blik past ook beter bij het karakter van het festival, want uit alles blijkt dit jaar dat het LIFF vooral vooruit wil kijken. Het festival is modern, maakt (met wisselend succes) gebruik van e-tickets en social media en ondersteunt jong talent en innovativiteit. Het feestelijke introductiefilmpje dat dit jaar voor elke film vertoond wordt is er heel stellig in: “we’re just getting started”. Het LIFF wil dóór, en alles wijst er deze editie op dat de eerste tien jaar inderdaad pas het begin waren. Ondanks dat er in de meeste delen van Leiden nog steeds geen enkel besef is van dat gekke festival, is het goed druk en zijn veel voorstellingen in het eerste weekend al uitverkocht.
Dat was toen het LIFF nog een klein LIFF-je wel anders, maar toch heeft het festival vanaf het begin af aan – ook volgens eigen zeggen – al oog voor succes gehad. Bekende indienamen als Little Miss Sunshine, The Big Lebowski en Burn After Reading werden voorafgaand aan het grote succes al in Leiden vertoond. Alhoewel er over de invulling van het thema van dit jaar, ‘missing’ nogal wat verwarring bestond (zijn er vooral kattenfilms te zien??), was de boodschap dus: als je nog nooit op het LIFF bent geweest, dan mis je iets.
Dat vond festivaldirecteur Alexander Mouret vorig jaar nou ook al. Ik sprak hem toen over zijn plannen voor het LIFF, en hij gaf vooral aan bekender te willen worden, op welke manier dan ook. “We zijn nu eigenlijk het bestbewaarde geheim van Nederland, en daar wil ik vanaf. Mensen hoeven van mij niet te komen, maar ze moeten wel allemaal weten wat er hier gebeurt. En als iedereen dan zegt: ‘ik haat die stomme hipsteramerikanen’, dan moet je ook vooral niet komen, maar dan staan we daar in ieder geval om bekend.”
Balans
Die hipsteramerikanen, dat zijn de deelnemers van de American Indie Competition, sinds drie jaar het meest succesvolle onderdeel van het LIFF en een goed voorbeeld van de balans tussen commercie en kwaliteit die de organisatoren elk jaar weten te vinden. Dat geldt niet alleen voor de programmering die een mix is van mainstream en arthouse, maar ook voor het festival in het algemeen. Buiten de distributie om zijn er elk jaar weer zowel briljante als belachelijke extracurriculaire activiteiten met wisselende opkomst die liefde voor film combineren met creativiteit of gewoon vlagen van verstandsverbijstering. Zo wordt er altijd nauw samengewerkt met de Leidse musea en wetenschap, maar wat dacht u bijvoorbeeld van een Brutal Brunch, inmiddels helaas afgeschaft, waarbij de meest gore films onder het genot van een laat onbijtje verorberd konden worden, of dit jaar bijvoorbeeld cultklassieker Spring Breakers in zwembad de Zijl, inclusief sterke drank en opblaasdieren? En daarnaast draait dan die ene serieuze IJslandse film, en Spectre trouwens ook. Om 00:07 uur.
Het is juist deze unieke, creatieve, luchtige en smaakvolle combinatie die het festival zowel aantrekkelijk maakt voor de echte liefhebber, als laagdrempelig voor de rest. Dat is trouwens geen formule die bewust bedacht is om meer bezoekers te trekken. “ Nee, dat is gewoon onze smaak,” aldus Mouret. “En dat zal ook zo blijven. Het is financieel interessant als er op een gegeven moment 100.000 mensen komen, maar dat is vanaf het begin nooit de bedoeling geweest. De bedoeling is dat we alles laten zien en alles doen wat we willen, en als dat goed werkt dan moeten we dat uitbouwen. En daarnaast wil ik op de nationale kaart nog groeien. Ik wil dat na het IDFA en Rotterdam ook Leiden genoemd gaat worden.”
Volwassen?
Al leidde het LIFF vorig jaar met het thema Never Grow Up dan wellicht aan een bescheiden peterpansyndroompje, als het aan Mouret lag mocht het festival dus nog wel wat groter worden. Dat doel werd dit jaar dus doorgezet. Aan de ene kant door voor nog grotere films te kiezen en te adverteren met Oscarnominaties die in de afgelopen jaren ook op het LIFF vertoond zijn. Aan de andere kant was er dit jaar niet alleen een ijzersterke American Indie Competition die juist het Amerika belicht dat onafhankelijk is van Hollywood, maar werd met het Nordic Watching en het Reel China programma bijvoorbeeld de rest van de wereld ook niet uit het oog verloren.
Was er stiekem toch een beetje glamour en een tikkeltje grootheidswaanzin? Ja. Maar, laten we ook in dit geval vooral niet gaan beginnen over Vroeger toen het nog Gewoon het Leids Film Festival heette. Want bah, valse romantiek, en bovendien: een filmfestival houdt niet zo lang stand met alleen jou en je papieren kaartjes en je lege zaal en je oude spijkerbroek. Welkom in de toekomst, LIFF! (Toch was ik stiekem een beetje opgelucht bij het zien van de berg over elkaar gevallen fietsen voor de deur van de bioscoop en de lange rij wachtenden bij het chaotische ticketafhaalpunt.)
Ondanks de groei weet het LIFF ook dit jaar de balans te vinden die haar zo de moeite waard maakt. Want waar kun je nu met nog natte haartjes van het zwemfeest in de bioscoop zitten voor het indrukwekkende Rosewater van presentator-regisseur Jon Stewart, om vervolgens de volgende dag nog nahuilend van indiehit Me and Earl and the Dying Girl met acht man in een piepklein zaaljte naar Rita Hayworth in 3D te kijken, om de avond daarna net zo makkelijk in een uitverkocht Trianon 1 begeleid te worden naar je stoel door een als ridder-paard verklede scholier met kletterende kokosnoten? LIFF 2015 is ouder, groter, en gelukkig nog steeds niet volwassen.
Vera Oosterom (1988) studeerde eerst Engels (bachelor en master) en studeert nu Geschiedenis. De raakvlakken tussen verhalen en feiten blijven interessant voor haar, maar ook de dingen die juist niet verteld worden. Om die reden ging haar bachelorscriptie over de nog steeds onderbelichte de problematiek in voormalig Nederlands-Indïe. Ze wil geen lerares worden.