Samenvatting
De Lage Landen kenden in de late middeleeuwen een toename in de populariteit van verzamelingen met moraliserende dierenverhalen. Die verzamelwoede past binnen een ontwikkeling die William Ashworth beschrijft als het ‘emblematische wereldbeeld’. In zo’n wereldbeeld heeft elk object in de kosmos talloze betekenissen die ontcijferd dienen te worden om achter nieuwe kennis te komen. Alhoewel de emblematische verzamelwoede doorgaans wordt geplaatst in de zestiende en zeventiende eeuw, vond er met Gheraert Leeu’s Dye Hystorien ende Fabulen van Esopus in 1485 al een vroege aanzet plaats met het categoriseren en ordenen van dierenverhalen. Wanneer kan een geïllustreerd fabelboek ‘emblematisch’ genoemd worden?
Dit paper vraagt in hoeverre Dye Hystorien ende Fabulen van Esopus binnen de ontwikkeling van de embleemboeken uit de zestiende en zeventiende eeuw past. Aan de hand van het verhaal ‘De pauw en de nachtegaal’ wordt Leeu’s Dye Hystorien ende Fabulen van Esopus vergeleken met De Dene’s De Warachtighe Fabulen der Dieren (1567) en het Woudt van Wonderlicke Sinne-Fabulen der Dieren (1632) van Adriaen van de Venne. Op deze manier wordt een diachronisch beeld geschetst van de ontwikkeling die plaatsvond omtrent de embleemfabels en de manier waarop Leeu’s werk als dusdanig kan worden gecategoriseerd.
Rogier Vonk (1998) studeerde geschiedenis aan de Universiteit Leiden, en volgde een minor aan de Universiteit van Trondheim. Hij vervolgde zijn studie aan de Universiteit Utrecht met de master Cultuurgeschiedenis van Modern Europa. Als cultuurhistoricus gaat zijn interesse onder meer uit naar reisverslagen en negentiende-eeuwse identiteitsvorming.