Bij ‘het bombardement op Rotterdam’ denken de meesten van ons aan de verwoestende Duitse luchtaanval op 14 mei 1940. 800 tot 900 mensen kwamen om, 79.600 Rotterdammers raakten dakloos. Dat een kleine drie jaar later bij een ‘vergissingsbombardement’ van de geallieerden nog eens ruim 400 Rotterdammers de dood vonden, weten minder mensen. Voor mijn oma was dit ‘vergeten bombardement’ de meest indrukwekkende gebeurtenis uit haar lange leven.
Volgend jaar is het 75 jaar geleden dat op 31 maart 1943 Amerikaanse bommenwerpers een aanval uitvoerden op het havengebied van Rotterdam. Verschillende scheepswerven waren daar in Duitse handen. Behalve hun doel, raakten de Amerikaanse vliegers ook nabijgelegen woongebieden. Vooral in de wijk Bospolder-Tussendijken, stadsdeel Delfshaven, richtten zij grote schade aan. Het dodental was 401. Dit ‘vergissingsbombardement’ verwoestte zo’n acht hectare openbare weg en tien hectare bebouwd gebied, waardoor 16.500 Rotterdammers hun huis kwijtraakten. Eén van die Rotterdammers was mijn oma.
Voor de klas
Mijn oma was twintig toen de oorlog uitbrak. Zij woonde met haar ouders en zusje in de Tweede Gijsingstraat in Tussendijken. Aanvankelijk kreeg het gezin het na 1940 beter: naast een hoop ellende bracht de oorlog ook werk. De vader van mijn oma – die sinds 1932 werkloos was – kon weer aan de slag als kantoorbediende. Oma’s verkering – mijn opa met wie ze na de oorlog zou trouwen – werkte als technisch tekenaar mee aan de toen nieuwe Maastunnel. Zelf kon mijn oma als ‘kwekeling met akte’ steeds vaker invallen als juf op verschillende lagere scholen. In de oorlog heeft ze op wel dertig locaties gewerkt, variërend van een paar dagen tot een aantal maanden.
Toen op 31 maart 1943 70 zware ‘brisantbommen’ op de woonwijk Bospolder-Tussendijken vielen, was mijn oma ook aan het lesgeven. Waarschijnlijk was dit op een school in de Gaffeldwarsstraat, vlakbij het centrum van de stad. Met een lijst van ruim 250 bominslagen in Rotterdam tussen 1940 en 1945, is het niet moeilijk voor te stellen dat het luchtalarm met enige regelmaat klonk. Mijn oma besloot dan ook haar lesprogramma voor die dag gewoon af te maken: “Ik stond voor de klas toen ik de bommen hoorde. Je dacht wel ‘waar zou dat vallen’, maar ik heb gewacht tot de school uitging. Ik fietste naar huis. Toen ik er bijna was, kwamen de flarden papier me tegemoet.”
Brandweer onder Duits bevel
Opvallend is dat mijn oma vertelde dat ze vervolgens naar haar ouderlijk huis liep, dat op dat moment nog niet in brand stond. Alle ramen en delen van muren en de deur waren door de kracht van de bommen “eruit geblazen”, zo beschreef zij. Omdat het slot in de deur nog op zijn plek zat, gebruikte zij uit automatisme haar sleutel om binnen te komen. Dit was gezien de ontstane gaten in de gevel eigenlijk niet nodig. Dat hun huis niet van de brand gered kon worden en samen met de rest van de wijk in vlammen opging, weet mijn oma aan de brandweer: “Die was ook onder Duits bevel, die hadden geen haast.” Andere getuigen bevestigen een gerucht over Duitsers die de brandweer saboteerden, waardoor de schade in de wijk opliep. Ook de sterke wind die het vuur aanwakkerde, het tekort aan water en ‘gesloten welputten’ benoemen deze getuigen als oorzaken voor de totale vernietiging. [1]
Niet alleen je huis kwijt
Uit het gebombardeerde maar nog niet brandende huis koos mijn oma spullen die haar op dat moment belangrijk leken: “Ik heb twee zondagse jurken voor mijn zusje en mij meegenomen en wat dekens. Ik legde alles over m’n stuur en ben zo naar mijn tante gefietst. Daar trof ik m’n ouders. Het bleek dat we alle drie nog langs huis waren geweest, maar we waren elkaar net misgelopen.” Haar zusje was die dag ziek thuisgebleven. Mijn oma en haar ouders hebben naar haar gezocht, maar ze was onvindbaar: “We hebben de nacht bij mijn tante doorgebracht zonder te weten waar ze was.” Pas de volgende ochtend hoorden ze via de vader van mijn opa, die telefoon had, dat haar zusje met de onderburen mee naar Schiedam was gevlucht. Hoewel het hele gezin het bombardement overleefde, had het toch grote gevolgen: “Voor m’n ouders was het ’t ergst,” vertelde mijn oma altijd. “Je was niet alleen je huis, maar ook je hele netwerk kwijt.” En dat was in de oorlog hard nodig, bijvoorbeeld om eten te bemachtigen. Via de familie kregen mijn oma, haar ouders en zusje wel na drie weken al een nieuwe woning op de Bernardus Gewinstraat, in het centrum van Rotterdam: “Van familie in Hengelo kregen we oude eiken meubels. Ik zat aan de tafel op de nieuwe trapleer, want we hadden te weinig stoelen.”
Mijn oma is vorig jaar overleden en zij zal de herdenking van 75 jaar ‘vergeten bombardement’ niet meer meemaken. Herdenking of niet, het ‘vergissingsbombardement’ op Rotterdam was in haar lange leven het meest indrukwekkende dat zij meemaakte. Ik hoop dat haar verhaal deze gebeurtenis ook voor anderen uit de schaduw en voor het voetlicht brengt.
De uitgelichte foto bij dit artikel en de foto met de verwijzing naar de bron komen uit Rotterdam-West 1943-1993 door Frits Wehrmeijer. – Klaaswaal: Deboektant. – Foto’s. Deze uitgave kwam tot stand onder auspiciën van werkgroep ‘Vergeten Bombardement’
1 Stichting Mondelinge Geschiedenisprojecten (2009): Getuigen Verhalen, Het vergeten bombardement (Rotterdam 31 maart 1943)
Lisa Koolhoven (1979) studeerde in 2003 in Leiden af in de sociaal-economische geschiedenis en is daarmee een ‘oudere jonge historicus’. Met haar bedrijf Verhalenpodium geeft zij verhalen van maatschappelijke organisaties, sociaal ondernemers en familiebedrijven een podium. Dit doet zij door te interviewen, teksten te schrijven en ontmoetingen te organiseren. Voor meer informatie zie: http://verhalenpodium.nl/