Verslag Historicidagen 2017

‘Zijn wij niet té kritisch?’ vroeg een van de deelnemers aan de Historicidagen 2017 zich afgelopen zaterdag hardop af. Na drie dagen – het congres begon op donderdagmiddag 24 augustus en duurde tot zaterdag 26 augustus – discussiëren, debatteren en delibereren kan het antwoord op die vraag alleen maar zijn dat historici inderdaad kritisch zijn, op elkaar en op de wereld buiten ons eigen vakgebied. Voorzichtig kan zelfs geconcludeerd worden dat historici hun bestaansrecht ontlenen aan die kritische houding. Toch zal geen enkele aanwezige kritisch zijn geweest over de locatie van de eerste editie van de Historicidagen: het prachtige Academiegebouw van de Universiteit Utrecht. Met een oud gebouw is immers ook een historische kinderhand snel gevuld.

‘Jullie hebben geen idee wat dit allemaal heeft gekost,’ grapte voorzitter van het Landelijk Comité Historicidagen Beatrice de Graaf tijdens haar bedankwoord. Om in Nederland een congres te realiseren in navolging van de legendarische Duitse Historikertage, riep het Koninklijk Historisch Genootschap (KNHG) dat comité bijeen. Opvallend is dat alle facetten van het vakgebied geschiedenis in dit comité vertegenwoordigd werden: van het KNHG en Nederlandse universiteiten die een bachelor geschiedenis aanbieden tot de vereniging van geschiedenisdocenten (VGN), de vereniging voor kunsthistorici (VNK), archivarissen en de koepel van de geschiedenisstudentenverenigingen (SGN).

Een aantal programmaonderdelen was plenair, en had interessante en actuele thema’s: de publiekslezing op donderdag van Ian Buruma, ‘Welk Europa’, de openingslezing op vrijdag door Maria Grever, ‘Nepgeschiedenis of toch niet?’, en het slotdebat van zaterdagmiddag, ‘Geschiedenis.NL’, met Wim Blockmans, Karwan Fatah-Black, Sylvana Simons en Frank van Vree. Grever raakte aan de problematische verhouding tussen geschiedkundig- en populair gebruik van het verleden, door te stellen dat ‘de academische afkeer van populaire cultuur gedateerd is en zelfs kortzichtig. Uiteraard is het de rol van historici om kritisch te blijven naar die populaire cultuur, zij moeten de feiten blijven checken.’

De diversiteit van partijen die zich bezighouden met geschiedenis, het thema dat als rode draad de drie Historicidagen met elkaar verbond, was bovenal terug te vinden in het aanbod van de parallelsessies, vrijwel allemaal activiteiten die plaatsvonden in de vorm van een paneldiscussie. Het aanbod hierin was zo groot dat er voor studenten, amateurhistorici, publiekshistorici en academici een programma samen viel te stellen dat naadloos aansloot bij de eigen interesse, of juist gelegenheid bood een duik in een ander aspect van het vakgebied te nemen. Bovendien vonden er uiteenlopende studentenpresentaties plaats, en waren verschillende historische instanties terug te vinden op de congresmarkt (Skript Tijdschrijft, Uitgeverij Vantilt, IISG, e.v.a.).

Een greep uit de onderwerpen van aangeboden panelsessies toont die diversiteit aan: de disneyficatie van geschiedenis in musea; geschiedenis in een digitale wereld; modern geschiedenisonderwijs; mapping slavery en de interactie tussen historici en hun publiek. Al deze onderdelen werden vanuit het land en de instellingen in het vakgebied ingediend, het Landelijk Comité maakte slechts een selectie. Dat het programma er daardoor wat versnipperd uitzag, en de selectiecriteria voor buitenstaanders niet al te inzichtelijk waren, deed niks af aan het niveau van de activiteiten: de meeste sessies hadden een hoog inhoudelijk instapgehalte en de aangetrokken panelleden waren goed gekozen.

‘Er is wel weinig polemiek, iedereen is het zo met elkaar eens’, was te horen in de wandelgangen na afloop van het programma op vrijdag. Een ander, veelgehoord punt van kritiek betrof de tijdsindeling van de panelsessies. Veel panelleden nam lang de tijd om zichzelf, de eigen werkzaamheden en openingsstatement te introduceren – digitale presentaties werden gedurende het congres zeker niet vermeden (N.B. mede-historici, we mogen best iets kritischer zijn op onze powerpointvaardigheden!). Niet alleen werd daarmee het geduld van het publiek nu en dan behoorlijk op de proef gesteld, bij één sessie bracht een vijfkoppig panel het zelfs niet eens tot een discussie – een prestatie an sich, in een tijdsbestek van ruim twee uur.

De belangen van de jonge historicus werden op zaterdagochtend behartigd door een afvaardiging van leden van de werkgroep JongKNGH en stichting Jonge Historici. Samen met de deelnemende jonge historici werd tijdens deze sessie een boom opgezet met input voor een manifest, waarin zowel de definitie van een jong historicus, zijn vaardigheden en zijn behoeften opgenomen worden. Het daadwerkelijke manifest zal dit najaar gepresenteerd worden.

Over twee jaar vinden de Historicidagen plaats in Groningen, maakte Barbara Henkes bekend. Tot die tijd zal er ongetwijfeld gememoreerd worden aan de woorden en waarschuwingen van Grever en Buruma, het spannende slotdebat en de tientallen parallelsessies die unieke momenten voortbrachten. Toch vermoedt uw verslaggever dat het draaiorgel dat tijdens het diner op vrijdagavond in Museum De Speelklok een werkelijk afgrijselijke versie van het lied The Final Countdown ten gehore bracht, ook een plekje heeft veroverd in het collectieve geheugen van historisch Nederland.

Nog steeds nieuwsgierig naar het verloop van de Historicidagen 2017? Het hele congres werd op mooie wijze vastgelegd door Jaar en Dag Media.

Simone Vermeeren (1991) is secretaris van het bestuur van Jonge Historici. Ze studeerde geschiedenis in Nijmegen en Amsterdam, en vervolgde haar studie met een tweede master Europese studies in Leuven, België. Momenteel werkt zij bij het cultuurfilosofische Nexus Instituut, als redacteur van het tijdschrift Nexus. Nadat ze in 2013 de schrijfwedstrijd van Jonge Historici won, was ze voor de stichting achtereenvolgens actief als schrijver, eindredacteur en hoofdredacteur website.

Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven