Primaire bronnen blijven essentieel voor geschiedkundig onderzoek, en wat is een mooiere primaire bron dan je eigen voorouder? Aan de hand van oude foto’s, oral history en familieverhalen plaatsten jonge historici in de afgelopen weken de ervaringen van hun voorouders in historische context. Vandaag sluit Thijs de reeks af met een verhaal over zijn overgrootvader Jules, die heeft meegewerkt aan het onafhankelijkheidsproces van Nederlands-Indië.
Jules Couvreur was tussen 1926 en 1953 werkzaam bij het Binnenlandsch Bestuur in Nederlands-Indië. Tussen 1946 en 1948 was hij assistent-resident op het eiland Soemba. Gedurende deze jaren heeft hij op dit eiland geprobeerd zelfbestuur op te zetten in het kader van de Indonesische dekolonisatie. Op basis van documenten zoals brieven, rapporten en notulen uit het Nationaal Archief in Den Haag en soortgelijke documenten die ik heb gekregen van zijn zoon, mijn oudoom, reconstrueer ik zijn ervaringen.
De carrière van Jules Couvreur
Assistent-resident was een hoge bestuurlijke functie in Nederlands-Indië. Voordat Jules zover was, had hij al een lange bestuurlijke carrière achter de rug. Hij begon zijn carrière in 1924 op vierentwintigjarige leeftijd met een opleiding aan de bestuursschool in Weltevreden, nabij Batavia. Tijdens zijn studie trouwde hij met Levina Pieternella Semeijn. In 1926 studeerde hij af en kwam te werken in de residentie Sumatra’s Westkust.[1] Later kwam hij ook te werken in de residentie Riouw en Onderhoorigheden en in Celebes en Onderhoorigheden.[2] Hier schreef Jules in 1935 een uitgebreid etnografisch boek over de lokale bevolking van het eiland Moena, waar hij toentertijd kontroleur was. In dit boek beschreef hij allerlei zaken, zoals de geschiedenis van het eiland, de taal, de culturele gebruiken en tot op de klederdracht aan toe, compleet met tekeningen en illustraties.[3]
Toen de Tweede Wereldoorlog in 1941 met de inval van het Japanse leger ook Nederlands-Indië bereikte, werd Jules van zijn familie gescheiden. Hij kwam als politiek gevangene in een kamp op Celebes terecht, terwijl zijn vrouw en kinderen in een kamp op Java terecht kwamen. Na de bevrijding werd het gezin niet herenigd. Levina en de kinderen werden wegens ziekte en verzwakking naar Nederland geëvacueerd, terwijl Jules in Indonesië moest blijven door het gebrek aan bekwame bestuurders.[4]
Daerah Sumba
In 1946 werd Jules benoemd tot assistent-resident van Soemba, gelegen in de residentie Timor en Onderhoorigheden.[5] Tijdens deze periode werd het zijn taak om in de context van het dekolonisatieproces een vorm van zelfbestuur op te zetten. In tegenstelling tot Java, Sumatra en Celebes, waar de dekolonisatie al snel bloederig werd, sloeg de koloniale overheid in Oost-Indonesië een meer diplomatieke weg in. Tijdens de Malino-conferentie in juli 1946 werd door de koloniale overheid en verscheidene inheemse representanten besloten om een ‘nieuwe bestuursvorm’ op te zetten in Oost-Indonesië en Kalimantan. Het doel was om inheemse Indonesiërs in deze gebieden een grotere rol in het bestuur te laten vervullen. Dit kwam tot uiting door de oprichting van dertien Daerah of deelprovincies, waarin dit zelfbestuur georganiseerd zou worden. De Daerah Sumba werd hier een van.[6]
Als assistent-resident overzag Jules de opzetting, of zoals hij het zelf noemde ‘de democratisering’, van de Daerah Sumba. Hij hielp mee met het opzetten van twee zelfbesturingsraden: de Soemba Raad en de Raad van Zelfbestuurders. Zij kunnen het best vergeleken worden met het Nederlandse systeem van de Eerste en Tweede Kamer. De Raad van Zelfbestuurders was een wetgevend orgaan dat voorstellen vanuit de Soemba Raad kon accepteren of verwerpen.[7] Samen besloten zij over allerlei zaken die de Daerah Sumba aangingen: scholing, landbouw, infrastructuur en bosbouw waren zulke onderwerpen. In de Soemba Raad zetelden twintig representanten vanuit de bevolking en drie van buiten Soemba. De Raad van Zelfbestuurders bestond uit zestien Radja’s, de inheemse bestuurders, van de zestien historische vorstendommen op Soemba.[8]
‘Aan deze generatie Zelfbestuurders valt niets meer te verbeteren’
Jules was bij de vergaderingen van de raden aanwezig om deze in goede banen te leiden. In zijn notulen en correspondentie komt een beeld naar voren van hoe de Soemba Raad en de Raad van Zelfbestuurders functioneerden. Jules schuwt er daarnaast in deze documenten niet voor om zijn mening te geven. Zo is hij zeer positief over de Soemba Raad. In een brief aan de resident van Timor schrijft hij het volgende:
‘De verschillende verordeningen worden met de grootste belangstelling behandeld, en slechts kan worden opgemerkt dat de Soemba-Raad in zijn huidige samenstelling een raad is, waarin zeer groote belangstelling bestaat voor alles wat Soemba vooruit kan brengen, en dat van de zijde van dezen raad ook de volle mederwerking kan worden verwacht.’[9]
Jules en zijn ondergeschikten waren van mening dat deze raad er actief naar streefde om Soemba een betere plek te maken. Over de Raad van Zelfbestuurders is Jules echter minder positief. Hierover schrijft hij als volgt:
‘[…] in den zelfbestuurdersraad [gingen] tientallen artikelen achter elkaar onder de hamer door. Werd door mij niet het een en ander naar voren gebracht of medegedeeld, dat in de Soemba-Raad terzake van eenig artikel of onderdeel bemerkingen waren gemaakt, dan was men practisch over alles heen gelopen […] Een werkelijk eigen oordeel had men over het algemeen niet.’[10]
Volgens Jules was de Raad van Zelfbestuurders onbekwaam en ongeïnteresseerd. Van de zestien leden kwamen er vier niet opdagen bij de vergaderingen en waren er zes ongeletterd of het Indonesisch niet machtig. Al met al was Jules van mening dat de Soemba Raad meer geschikt was als wetgevend orgaan dan de Raad van Zelfbestuurders. Hij legde de reden van de onkunde van de Raad van Zelfbestuurders deels bij de slechte scholing op Soemba. Hij schreef de huidige generatie Radja’s af (‘Aan deze generatie Zelfbestuurders valt niets meer te verbeteren’) en pleitte niet zozeer voor hun scholing, maar meer voor hun ‘opvoeding’.[11]
Onafhankelijkheid?
Historici zijn het oneens over de vraag of de Daerah een manier waren om naar Indonesische onafhankelijkheid toe te werken of om opnieuw het koloniaal bestuur in te stellen. De houding van Jules tegenover Indonesische onafhankelijkheid is in ieder geval onduidelijk. Mijn oudoom beschrijft hem wel als ‘pro-Indonesisch’, en ‘niet tegen onafhankelijkheid’, maar denkt ook dat Jules ‘gewoon zijn plicht deed’.[12] Daarnaast had hij vriendschappelijke contacten met personen als Mohammed Hatta, Soetan Sjahrir en Sultan Hamid II, allen voorvechters voor Indonesische onafhankelijkheid. Ook had Jules volgens mijn oudoom het idee dat Indonesië snel onafhankelijk zou worden. Zo vertelt mijn oudoom dat tijdens een overheidsfeestje in 1937 hem de vraag werd gesteld wat hij later wilde worden. Mijn oudoom antwoordde dat hij ‘een kontroleur wilde worden, net als vader’. Jules vertelde mijn oudoom toen echter dat als hij zo oud was als hijzelf, de Indonesiërs de Nederlanders niet meer nodig zouden hebben.[13]
In mei 1949 kreeg Jules toestemming om terug te gaan naar Nederland.[14] Voor het eerst sinds 1942 zag hij zijn gezin. De jaren van scheiding hadden echter zijn tol geëist: zijn kinderen waren inmiddels (bijna) volwassen en hij was vervreemd geraakt van Levina. Misschien vertrok Jules daarom een half jaar later naar Nieuw-Guinea, waar hij aan het werk ging als assistent-resident van Noord Nieuw-Guinea en Hoofd Dienst van Binnenlands Bestuur en Justitie.[15] Hier verbleef hij tot 1953, waarna hij met pensioen ging en naar Nederland terugkeerde. Wel ging hij nog een aantal keer terug naar Soemba. Jules Couvreur stierf in 1971.
Thijs Borgers (1994) volgt de master ‘Colonial and Global History’ in Leiden. Hiervoor deed hij de bachelor Geschiedenis in Utrecht. Zijn interesses gaan vooral uit naar vroegmoderne geschiedenis en Nederlandse koloniale geschiedenis. Momenteel loopt hij stage op de redactieafdeling van Amsterdam University Press, is hij betrokken bij het onderzoeksproject ‘Onze Indische Buurten’, en is hij publieksbegeleider bij DOMunder.
[1] Uit het Register der Besluiten van den Resident van Sumatra’s Westkust, No.143., 29 januari 1927.
[2] Uittreksel uit het Besluit van den Directeur van Binnenlansch Bestuur van 9 augustus 1928, C 6/66/22.; Uittreksel uit het Register der Besluiten van den Resident van Riouw en Onderhoorigheden No. 409., 8 october 1930.; Uittreksel uit het Register der Besluiten van den Resident van Celebes en Onderhoorigheden, 502., 10 october 1933.
[3] J. Couvreur ‘Etnografisch overzicht van Moena’, Moena 1935.
[4] Interview met Jules Couvreur Jr., 12 oktober 2016/ 19 december 2016.
[5] Bezoldigingsstaat behoorende bij het besluit van den wndn. Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 6 November No. 1277.
[6] Anung Gde Agung, ‘From the Formation of the State of East Indonesia Towards the Establishment of the United States of Indonesia’, (Jakarta 1996).
[7] Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 166 J. Couvreur, 1947-1952, nummer toegang 2.21.042, inv.nr.10.
[8] NL-HaNA, Couvreur, 2.21.042, inv.nr. 11.
[9] NL-HaNA, Couvreur, 2.21.042, inv.nr. 10.
[10] Ibidem.
[11] Ibidem.
[12] Interview met Jules Couvreur Jr., 12 oktober 2016/19 december 2016.
[13] Ibidem.
[14] UITTREKSEL uit het register van besluiten van de Secretaris van Staat, Hoofd van het Departement van Binnenlandse Zaken van 15 maart 1949, No. 371.
[15] Ministerie van Overzeesche gebiedsdeelen, Commissariaat voor Indonesische Zaken No. 48.; UITTREKSEL uit het Register der Besluiten van de Gouveneur van Nieuw-Guinea No. 105, 6 December 1950.