Vriend en Vijand – De expedities van de Willem Barents 1878-1884

Paul de Jong vertelt deze week over een groep mannen die hetzelfde ideaal nastreefden, maar elkaar steeds meer gingen tegenwerken.

Nergens is de nutteloosheid van het nationalisme beter terug te zien dan in de negentiende-eeuwse race om de Noordpool. Nederland ging zich hier pas mee bezig houden nadat de Noorse walrusjager Elling Carlsen in 1871 naar het Behouden Huys was gegaan en hier objecten van had meegenomen. Nederland was aangetast op een plek waar het zeer deed: het historisch erfgoed van de Gouden Eeuw. Er zou een expeditie komen en in theorie was het Aardrijkskundig Genootschap het ideale orgaan om deze vorm te geven. Ze hadden hier echter weinig trek in. Gelukkig splitste een aantal radicale leden zich in 1877 af en vormde het Hoofd-Comité voor de IJszeevaart. Vanuit dit comité zouden er uiteindelijk tussen 1878 en 1884 zeven reizen naar het noordpoolgebied worden ondernomen. De poolschoener die voor dit doel werd gebouwd kreeg de onvermijdelijke naam Willem Barents.

Het comité bestond uit mannen met een maritieme of politieke achtergrond. Het bekendste comitélid was de oprichter van het KNMI, Christophorus Buys Ballot. Aangezien het Aardrijkskundig Genootschap niet bereid was financieel te helpen en de overheid de expeditie waaghalzerij en een particuliere kwestie vond, werd er een uitgebreide crowdfunding campagne opgezet. Bij deze campagne stonden er twee elementen centraal: het nut van een noordpoolexpeditie aantonen iedereen die kritiek had vakkundig de mond snoeren. Voor beide werd de eigenaar van het Algemeen Handelsblad, Charles Boissevain ingezet. Boissevain voerde zijn rol met verve uit, nergens in de 264 verschenen berichten in het Algemeen Handelsblad over de Willem Barents is er ook maar één kritische noot te vinden. Als we echter op zoek gaan naar de correspondentie tussen de comitéleden komt er een heel ander verhaal naar boven. Een verhaal vol rancune en gemiste kansen.

Tijdens de eerste reis bleek meteen dat de Willem Barents te maken zou krijgen met een strijd van ego’s. Laurens Koolemans Beijnen was een van de aanjagers van de expeditie geweest, en tijdens de eerste inzamelingsrondes was hij een marginaal bekende Nederlander geworden. Hij was een charismatisch figuur, bezeten van vaderlandsliefde en mentaal volledig instabiel. Een machtsstrijd tussen hem en de commandant van het schip, Dhr. De Bruyne, zorgde er uiteindelijk voor dat Koolemans Beijnen naar Indonesië werd verscheept. Hij raakte depressief en pleegde in 1879 zelfmoord. Ook een van de matrozen, Dhr. Kamermans,- bleek niet in staat om orders van de commandant op te volgen en brieste dat hij aan land gezet wilde worden. De Bruyne weigerde dit, omdat iemand achterlaten zonder proviand of schuilplek op Nova Zembla een wisse dood zou betekenen en dat was natuurlijk geen goede reclame.

In 1880 ging de Haagse schilder Louis Apol mee op expeditie. In constant chagrijn verbleef hij in zijn kooi en klaagde hij over de werkomstandigheden. Niet onterecht, want de scheepshond Sailor verpestte een van zijn schilderijen door op de natte verf te gaan staan. De scheepsarts, Dr. Fracken, maakte het zo bont dat de kapitein niet meer ‘wenschte zijn chagrijnige hoofd’ te zien. Toen het schip schade opliep omdat het vast kwam te zitten in het pakijs was dit een ideaal moment om dit rampjaar af te ronden.

Ondertussen was Buys Ballot druk bezig met zijn eigen agenda. Hij wilde dat Nederland mee zou doen aan het Internationale Pooljaar 1882. Het comité vond dit een overheidszaak en weigerde alle hulp. De verhoudingen tussen het comité en het Aardrijkskundig Genootschap bekoelde tot het vriespunt en Buys Ballot werd samen met professor Veth, de andere genodigde van het Aardrijkskundig Genootschap, verzocht om bij verdere vergaderingen weg te blijven. Slechts door ingrijpen van de minister van Marine kreeg Buys Ballot zijn verleende apparatuur van de Willem Barents terug. Dat zijn expeditieschip, de Varna, vast liep in het ijs en moest overwinteren was de ideale kans voor het comité om hun eigen imago op te poetsen. Hier kwam de sterke connectie tussen het comité en het Algemeen Handelsblad weer in beeld. Boissevain was inmiddels officieel toegetreden tot het bestuur en had er geen problemen mee om Buys Ballot in zijn krant aan te vallen. Ook liet hij de andere leden van het comité via zijn krant vrij schieten op de medestanders van de natuurkundige.

Vanaf de aanvang leken de expedities een succes te worden. Er was voldoende expertise aanwezig om deze tochten zo succesvol mogelijk te maken. De marine zorgde voor het personeel, het KNMI en het Aardrijkskundig Genootschap leverden wetenschappers en dankzij Charles Boissevain was er een mediacampagne om het belang van deze expeditie aan het publiek te laten zien met de hoop dat publiek het comité financieel zou steunen. Dat grote publieksgeld is er overigens nooit gekomen. De noordpoolreizen waren vooral spielerei van het comité gebleken. Bij het grote publiek was overheerste het gevoel van absolute onverschilligheid. Deze onverschilligheid gekoppeld aan de interne strijd van het comite zorgde ervoor dat de gewenste en verwachte poolkoorts nooit meer werd dan een kleine verkoudheid.

 

ptdj Paul de Jong (1990) is student Publieksgeschiedenis aan de UvA en werkt sinds oktober  2013 in het projectteam van Jonge Historici. Onderwerpen van onderzoek zijn de  vorming van het collectieve geheugen, informatie-overdracht in musea, historische helden & schurken, slavernijgeschiedenis en de Republiek in de 17e eeuw. Hij werkt als gids in het Scheepvaartmuseum in Amsterdam en is mede-oprichter van De Amsterdamse Loper.

Berichten gemaakt 1234

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven