In 1988 brak er in de Zuidelijke Kaukasus van de Sovjet-Unie een conflict uit tussen Armenië en buurland Azerbeidzjan. Dit betrof de betwiste enclave Nagorno-Karabach die beide landen graag in hun grondgebied wilden opnemen. In de vroege jaren twintig riep Moskou het gebied echter uit tot een autonome regio van Azerbeidzjan. Ogenschijnlijk vormde dit het sluitstuk van een felle politieke wedloop over wie zich Nagorno-Karabach mocht toe-eigenen. In de laatste dagen van de Sovjet-Unie brak de strijd echter in alle hevigheid weer uit. Sindsdien hebben media dit vastgelopen conflict gepresenteerd als de heropleving van een oeroude en tribale strijd tussen het christelijke Armenië en het islamitische Azerbeidzjan. Tevens werden de rigide, verticale structuur van de Sovjet-Unie en de effecten van diens nationaliteitenbeleid als verklarende factoren aangemerkt. Dit paper betoogt dat de oorzaak van het conflict zich hoofdzakelijk in de negentiende en twintigste eeuw bevindt. Onder invloed van moderne nationalisten werden Armeense en Azerbeidjaanse groepsidentiteiten uitgekristalliseerd. Centraal hierin stonden het wederzijdse wantrouwen, de vijandbeelden en een unieke valorisatie van Nagorno-Karabach. Eind jaren tachtig werd de Armeense identiteit vervolgens gemobiliseerd voor de herovering van Nagorno-Karabach. De Sovjet-Unie speelde een belangrijke faciliterende rol in het geheel door etnische identiteitsvorming van bovenaf te stimuleren en het juiste klimaat voor politieke mobilisering te scheppen.
EERST DE LONGREAD LEZEN? DEZE VINDT U HIER!