Ze vroeg er zelf om? Victim blaming en eer in de jaren twintig

door Lisanne de Ruiter

 

Het is 1921. Maria, een negentienjarig kamermeisje, brengt een krant naar hotelgast Nathan. Hij heeft echter slechte plannen. Nadat Maria de kamer binnenstapt om de krant af te geven, verkracht hij haar. Maria verzet zich fel; zo heftig dat de stoel waarop Nathan haar verkracht kapot breekt. Later blijft Nathan beweren dat Maria met de geslachtsgemeenschap had ingestemd. Maria beweert het tegendeel en houdt vol dat Nathan haar had gedwongen. Eind 1921 komt het tot een eerste rechtszaak. In deze rechtszaak wordt geprobeerd om de geloofwaardigheid van zowel Maria als Nathan te laten wankelen.[1]

 

In de rechtbank

De rechtszaak vond plaats op 20 december 1921. Nathan moest voor het kantongerecht van Alkmaar verschijnen. Een groep mensen die Nathan en Maria kenden, vertelden over hun karakter. Zij waren wat ik ‘getuigen van goed gedrag’ zou willen noemen. Ook twee doktoren werden opgeroepen, als expert-getuigen, om hun professionele mening te geven. In ons huidige systeem zouden wij misschien verwachten dat artsen en andere professionals veel belangrijker zouden zijn in een rechtszaak. Opvallend is dat dit voor deze rechtszaak niet opging. Deze longread zal hier dieper op ingaan. De getuigen van goed gedrag schetsten een zeer negatief beeld van Nathan. Maria daarentegen werd veel positiever neergezet. Dit leidde ertoe dat de rechtbank de mening van de artsen – die stelden dat Maria fysiek onmogelijk verkracht kon zijn – negeerde. De rechter besliste dat Nathan had geprobeerd Maria te verkrachten en veroordeelde hem tot vier jaar gevangenisstraf.

In 1922 volgde er een hoger beroep, bij het Gerechtshof van Amsterdam. Nathan had twee collega’s van hem gevraagd te getuigen over zijn gedrag. Deze twee mannen deelden in 1921 een kamer met Nathan en waren daarom bekend met Maria en haar vriendin Ermelinde, die ook in het hotel werkte en de schoonzus van de hoteleigenaar was. Zij hadden het gedrag van Maria en Ermelinde erg uitdagend gevonden. De vrouwen zouden naar hen hebben gewuifd, lachend en hangend uit een raam. De mannen interpreteerden dit als een uitnodiging. Eén van de veehandelaren zei dan ook in zijn verklaring: “Mijn idee was toen, dat die meisjes wel [wat] wilden beginnen.” Het verhaal dat de mannen in de rechtszaak vertelden, pleitte Nathan grotendeels vrij.

Ermelinde vertelde tijdens de eerste rechtszaak in Alkmaar over Nathans slechte gedrag en probeerde zo Maria’s getuigenis te ondersteunen. Ermelinde werd namelijk al enige tijd lastiggevallen door Nathan. Op een slechte dag zou Nathan met “open broek voor haar” hebben gestaan. Ermelinde verdedigde hiermee de eerbaarheid van haar vriendin in de eerste rechtszaak; De collega’s van Nathan probeerden tijdens het hoger beroep precies het tegenovergestelde. Zij probeerden zowel Ermelinde als Maria zwart te maken. Deze tactiek zorgde voor een andere uitslag. Nathan kreeg slechts anderhalf jaar gevangenisstraf. Ook veranderde de rechtbank het vonnis in ‘feitelijke aanranding van de eerbaarheid’.

De getuigen van goed gedrag hadden dus veel invloed. Sterker nog, in de eerste rechtszaak waren hun woorden belangrijker dan de mening van professionals. De rechtbank negeerde in eerste instantie de doktoren, toen de manier waarop Nathan zich gedroeg niet eerbiedwaardig bleek te zijn. Allereerst zal ik de verkrachting en rechtszaak verder bespreken. Hierbij zal ik bij de getuigenissen in de rechtszaak nog wat meer in context geven, omdat de positie van experts in de jaren twintig niet vergelijkbaar is met nu. Tot slot zal ik de afloop van de rechtszaak proberen te verklaren en een aantal conclusies over het belang van goed gedrag in de rechtszaal en de bredere samenleving geven.

 

Haar woord tegen het zijne

In 1921 bracht Maria, in opdracht van haar baas, een krant naar Nathan. Nathan was vanuit zijn woonplaats Assen naar Alkmaar gekomen. Er was een veemarkt die hij bezocht samen met twee collega’s, met wie hij op één kamer sliep. Op het moment dat Maria met de krant kwam, waren zij weg en was het erg druk in het hotel. Nathan vertelde dat “[het meisje] zelf aanleiding gegeven [heeft] tot hetgeen gebeurd is.” Hij zou haar gekust hebben, waarna zij zou hebben gezegd dat dat op dat moment niet kon, omdat de deur nog open stond. Nathan vertelde: “Zij bleef toen tegen mij aan staan, en zoende mij.” Vervolgens zou hij, met haar toestemming, verder zijn gegaan. Hij beweerde haar niet gepenetreerd te hebben, maar gaf wel aan dat hij bewegingen had gemaakt terwijl hij op haar lag.

Maria’s verhaal was echter compleet anders. Zij vertelde dat ze zich verzet had tegen de geslachtsgemeenschap. Dit ondersteunde Ermelinde door te vertellen dat de stoel waarop Nathan Maria had verkracht, kapot was. Dit wees erop dat zij gevochten had om weg te komen. Daarnaast had Maria met een bel gerinkeld. Deze bel, die in de hotelkamer aanwezig was, werd door het personeel onderling gebruikt om elkaar signalen te geven. Maria’s baas en zijn vrouw – Ermelindes zwager en zuster – vertelden in hun getuigenis dat zij deze bel inderdaad hoorden rinkelen. Het signaal was volgens Maria’s bazin ongebruikelijk, omdat zij een langgerekt signaal hadden afgesproken met korte tussenpozen. Het geluidssignaal was echter atypisch geweest: Maria had aan één stuk door gebeld. Doordat het hotel druk was geweest op dat moment, was er niemand polshoogte komen nemen.

Maria was na de verkrachting erg aangedaan. Zij was, volgens één van de andere personeelsleden, niet lekker en had amper trek. Uiteindelijk nam Maria Ermelinde in vertrouwen. Ermelinde besprak de verkrachting met haar zwager, de eigenaar van het hotel. De hotelhouder confronteerde Nathan, maar hij ontkende alles. De zaak kwam bij de politie terecht. Hier leek het oordeel al klaar te zijn. De commissaris van de politie sprak over “het verkrachte meisje”, ondanks het feit dat hij erkende dat Nathan nog altijd zei dat hij Maria niet had verkracht. De politie riep vervolgens een dokter op om onderzoek te doen naar Maria en Nathan.

 

De experts: dokter Schröder en dokter Hulst

Deze dokter, dokter Schröder, kwam tot de conclusie dat Maria niet gepenetreerd was en dus niet verkracht was. Een tweede dokter, dokter Hulst, werd later ook nog opgeroepen. Dokter Hulst was een van de weinige artsen die in forensische geneeskunde gespecialiseerd was. Dat was in deze periode zeer ongewoon, want de meeste artsen waren nog simpelweg algemeen arts of in meerdere vakgebieden gespecialiseerd. Dokter Hulst had veel aanzien binnen de gerechtshoven, aangezien hij een uitzonderlijke hoeveelheid ervaring had op het gebied van gerechtsgeneeskunde.[2]

Dokter Hulst deed onderzoek naar de kleding die Maria en Nathan droegen op het moment van de verkrachting. Hij kwam tot de conclusie dat op Maria’s kleding een spermavlek aanwezig was. Op haar lichaam was wel vocht gevonden, maar Hulst durfde niet te zeggen of dit ook sperma was. Op Nathan’s persoon werd een haar van Maria gevonden, wat op contact wees. Dokter Hulst zag ook de stoel waarop de verkrachting had plaatsgevonden. Hij vertelde hierover: “[Ik heb] de smalle stoel met de hoogopstaande randen gezien, waarin de getuige [Maria] de geweldpleging ondergaan zou hebben. Ik acht cohabitatie als de vrouw in die stoel ligt onmogelijk indien de vrouw zich verzet heeft: natuurlijk kunnen ontuchtige handelingen wel verricht worden met een vrouw in die positie en ejaculatie terwijl men op de vrouw ligt kan ook natuurlijk plaatsvinden.” Hij concludeerde dat er geen sprake was geweest van een verkrachting.

Ondanks de getuigenissen van de doktoren – die beiden getuigden dat Maria niet verkracht had kunnen worden – werd Nathan toch veroordeeld tot poging tot verkrachting in de eerste rechtszaak. Als we hun getuigenis dus strikt volgen, zou Nathan veroordeeld moeten zijn voor een aanranding. Dit was dan ook de uitkomst van het hoger beroep in Amsterdam. Hier werd het advies van de artsen dus wél opgevolgd. De getuigenissen van goed gedrag speelden hierbij een belangrijke rol.

 

Getuigen van goed gedrag: Ermelinde en de veeboeren

In de eerste rechtszaak leek Maria een stuk betrouwbaarder en eervoller dan Nathan. Ermelinde’s zuster, die Maria had aangenomen, vertelde dat ze met haar en mannen vrijwel geen enkel probleem had. Zij noemde dit expliciet, omdat dat met andere meisjes wel geregeld het geval was. Dat Maria zich op eerder beschreven wijze had proberen te verzetten – door te bellen en door fysieke weerstand te bieden – sprak ook voor haar, net als het geval was bij Maria’s latere gedrag. Wanneer vrouwen zich slecht voelden na een verkrachting werd dit meestal opgevat als een bewijs van onschuld. Dat Maria dus weinig etenslust had en zich beroerd voelde, sprak voor haar (seksuele) puurheid.[3]

Van Nathan werd een negatiever beeld geschetst. De burgemeester van Onstwedde, waar Nathan eerder woonde, schreef een brief waarin hij vertelde dat Nathan nogal van feesten hield en dat zijn broer vervolgd werd voor onzedelijkheid. Vanuit Assen, een andere woonplaats, volgde vervolgens ook nog bericht dat Nathan veel drank gebruikte. Zijn aanzien is hiermee tot een dieptepunt gedaald, terwijl Maria veel respectabeler lijkt te zijn. Nathan had dit waarschijnlijk ook begrepen en kwam daarom bij het hoger beroep met twee nieuwe getuigen, de veeboeren, terug.

Eén van hen beweerde, zoals al gezegd, dat Ermelinde en Maria naar hem wuifden. De ander stelde dat hij Nathan om drie uur ’s middags – dus vlak na de verkrachting – trof in hun gezamenlijke kamer. Hij was volgens deze man “ongeveer aangekleed” en de collega “kon niets bijzonders aan hem bespeuren”. Tot slot was er nog de getuigenis van een van deze mannen dat hij een van de meisjes uit het hotel had gezoend op de gang. Door deze reeks getuigenissen, werden de meisjes in het hotel gezien als promiscue en dus werd hun kant van het verhaal onbetrouwbaarder. Dit was precies wat Nathan wilde, want nu werd de getuigenis van de beide artsen doorslaggevend.

 

Conclusies

In het hoger beroep wordt Nathan uiteindelijk veroordeeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf vanwege aanranding. Het lijkt er op dat Nathans tactiek, waarbij hij de veeboeren inzette om Maria en Ermelinde negatief weg te zetten, gewerkt had. Om dit te begrijpen moeten we meer weten van de manier waarop vrouwen werden geacht zich te gedragen, want de verwachte eerbiedwaardigheid van vrouwen in de jaren twintig heeft hier zeer zijn weerslag op gehad.

In de jaren twintig was de manier waarop vrouwen zich op seksueel gebied gedroegen erg belangrijk. Idealiter wist een ongetrouwde vrouw niets van geslachtsgemeenschap. Sterker nog, als een vrouw te veel van geslachtsgemeenschap wist, wees dit erop dat zij zich op ongepaste wijze gedroeg. Hiermee kon zij haar betrouwbaarheid aantasten. Toch was het ook niet de bedoeling dat zij ongetrouwd bleef, want dan leek ze frigide. Seksualiteit was in deze periode dus een moeilijk onderwerp voor vrouwen.[4]

Omdat Maria als promiscue werd weggezet, kwam het fysieke bewijs ook in een ander licht te staan. Al met al blijkt uit deze zaak dat er een complex tapijt van bewijsvoering ontstond, waarbij eer en bewijzen van professionals elkaar doorkruisten. Een complexe situatie, waarbij de rechters niet enkel naar feitelijke bewijzen keken, maar ook naar hoe respectabel het gedrag van het slachtoffer en de dader was. De experts kregen uiteindelijk de overhand toen eerbaarheid niet meer gebruikt kon worden als beslissende factor.

De rechtszaak die ik hierboven besproken heb is slechts één van de veertien zaken die ik heb bestudeerd. De interactie tussen respectabiliteit en professionals bleek in vrijwel alle zaken een complex gegeven te zijn. Niet alleen het aanzien van slachtoffer en dader was belangrijk voor het al dan niet veroordelen van de verdachte, ook het aanzien van expert-getuigen speelde een rol. Dat experts een advies gaven dat tegenwoordig niet langer correct lijkt, was daarbij niet van invloed. Hun aanzien en dat van zowel Maria als Nathan was in dit geval belangrijker dan hun conclusies.

Hoewel wij misschien denken dat harde wetenschap tegenwoordig belangrijker is in verkrachtingsrechtszaken dan vroeger, is het niet zo dat er tegenwoordig niet gevraagd wordt naar ‘eerbaarheid’ of ‘aanzien’ bij seksueel geweld. Dit blijk bijvoorbeeld uit een recent artikel uit de Margriet. Dit artikel droeg de titel ‘Je zult het wel zelf hebben uitgelokt’, een verwijzing naar een verwijt dat slachtoffers van seksueel geweld helaas vaak krijgen. Hieruit blijkt nog altijd de focus op het gedrag van het slachtoffer. Sterker nog, in het Engelse taalgebied is hier een woord voor: victim blaming. Victim blaming houdt in dat de omgeving van een slachtoffer van een misdaad niet de dader de schuld geeft, maar de schuld zoekt in bijvoorbeeld gedragingen van het slachtoffer. Door te vragen naar de eer en het gedrag van het slachtoffer, halen we echter de focus af van wie daadwerkelijk afkeuring en afstraffing verdient. Degene die onze afkeer verdient, is namelijk de dader.[5]

 

knipselLisanne de Ruiter (1993) heeft zowel haar bachelor- als masteropleiding afgerond aan de Universiteit Utrecht. Haar masterscriptie is geschreven binnen de master Cultuurgeschiedenis in Utrecht, waar zij vakken volgde voor haar master Geschiedenis: educatie en communicatie. In 2016 heeft zij haar eerstegraads lesbevoegdheid behaald (haar tweedegraads had zij al) en op dit moment geeft zij les op twee middelbare scholen in het oosten van het land, waar zij ook woont.

 

 

LEES HIER DE SCRIPTIE WAAR DEZE LONGREAD OP GEBASEERD IS EN BEKIJK HIER ALLE SCRIPTIES VAN DE UITGEVERIJ.
WIL JIJ OOK JE SCRIPTIE PUBLICEREN EN EEN LONGREAD SCHRIJVEN? STUUR DAN NU JE STUK OP.

 

NOTEN

[1] Alle bronnen betreffende de zaak van Nathan van Z. zijn te vinden in het Noord-Hollands Archief. Dit archief heeft mij de mogelijkheid gegeven deze (normaal gesloten) bronnen te publiceren, waarvoor mijn hartelijke dank, net als voor alle hulp die ik in dit archief genoten heb. Voorwaarde voor publicatie is dat slachtoffer, dader en getuigen (m.u.v. expert-getuigen) onherkenbaar worden beschreven, vandaar dat deze mensen enkel bij voornaam genoemd worden. De bronnen van deze zaak zijn te vinden onder: Noord-Hollands Archief, Archief Gerechtshof Amsterdam, inventarisnummers 28, 52 en 82 dossier 111 (1922).

[2] Zie ook: G. C. Bolten, Een rechterlijke dwaling? Medisch-forensische beschouwingen over eene belangrijke strafzaak (Den Haag 1928) 151-156.

[3] Een andere zaak in dit archief waarbij de wijze waarop het slachtoffer zich gedroeg ná de verkrachting als bewijslast werd aangebracht is: NDA, GA, inv. 94, d. 546 (1933).

[4] A. Linders, ‘Frappez, frappez toujours!’ Corry Tendeloo (1897-1956) en het feminisme van haar tijd (Hilversum 2003) 55-56, D. Noordam ‘Lust, Last en Plezier. Vier Eeuwen Seksualiteit in Nederland’, in : R. Kistemaker (ed.), Een Kind onder het Hart. Verloskunde, Volksgeloof, Gezin, Seksualiteit en Moraal van Vroeger en Nu (Amsterdam 1987) 164 en M. Bols and M. Noordman, Moederschap als Balsem. Ervaringen voor Katholieke Vrouwen met Huwelijk, Seksualiteit en Moederschap in de Eerste Helft van deze Eeuw (Amsterdam 1981) 55-56 en A. de Graaf, ‘De Vruchtbaarheid van Vrouwen in de Twintigste Eeuw’, in: O. Boons e.a. (ed.) Twee Eeuwen Nederland Geteld (Den Haag 2007) 112-113.

[5] Claudia Coenen, ‘Je zult het wel zelf hebben uitgelokt’, Margriet 32 (2016) 88-92, online beschikbaar: http://www.centrumseksueelgeweld.nl/wp-content/uploads/2016/08/Artikel-Margriet.pdf. Zie voor meer informatie over victim blaming: https://crcvc.ca/docs/victim_blaming.pdf, geraadpleegd op 3 oktober 2016.

Berichten gemaakt 1235

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven